ECLI:NL:RVS:2024:652
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de vreemdeling in bewaring is gesteld. Het besluit tot bewaring dateert van 24 november 2023. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 4 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 februari 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt gesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Daarnaast ziet de Afdeling ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De beslissing is vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.