ECLI:NL:RVS:2024:639
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvragen verblijfsvergunning
Op 13 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 4 december 2023 deze aanvragen niet in behandeling genomen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, had op 26 januari 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, die op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. A. Kuijer, met mr. L.C. Lodeweges als griffier.