ECLI:NL:RVS:2024:560
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze zaak heeft de Raad van State op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 24 augustus 2023, hield in dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, ook wel de Richtlijn Tijdelijke Bescherming genoemd. De rechtbank Den Haag had eerder, op 22 november 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Raad van State op 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De staatssecretaris moet de vreemdeling informeren over de beëindiging van de bescherming.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.625,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. N. Tibold, griffier.