ECLI:NL:RVS:2024:559

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
202307681/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat het recht op bescherming op 4 september 2023 zou eindigen. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, ook wel de Richtlijn Tijdelijke Bescherming genoemd, en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022. De rechtbank Den Haag had eerder, op 22 november 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 februari 2024 uitspraak gedaan. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De Afdeling oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op de genoemde datum. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere rechtspraak van de Afdeling, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van vreemdelingen en de noodzaak voor de staatssecretaris om zorgvuldig om te gaan met besluiten die hun status beïnvloeden.

Uitspraak

202307681/1/V2.
Datum uitspraak: 9 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 22 november 2023 in zaak nr. NL23.28470 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 31 augustus 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt dat de vreemdeling geniet op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
Bij uitspraak van 22 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, advocaat te Emmen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Wat de vreemdeling in de zevende grief aanvoert, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de zevende grief geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Bij uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32, heeft de Afdeling geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne rechtmatig verblijf hadden en die zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben laten inschrijven in de basisregistratie personen, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op 4 september 2023 (onder 8-8.10). De tijdelijke bescherming is namelijk krachtens de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geboden en daarom moet ook voor de duur daarvan worden aangesloten bij deze richtlijn. Dit betekent dat de eerste grief slaagt.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 31 augustus 2023 wordt vernietigd. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de onder 2 genoemde uitspraak, eindigt de tijdelijke bescherming die de vreemdeling is geboden op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 en is het aan de staatssecretaris om te bepalen in welke vorm hij dit aan de vreemdeling zal meedelen (onder 9-9.6). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 22 november 2023 in zaak nr. NL23.28470;
III.       verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 31 augustus 2023, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024
936