ECLI:NL:RVS:2024:550

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
202306603/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen wijzigingsplan voor woningbouw nabij agrarische bedrijven

Op 9 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoekers, eigenaren en/of gebruikers van bedrijfsgebouwen in Benthuizen, en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. Het geschil betreft het wijzigingsplan 'Heerewegh 30, Benthuizen', dat op 28 augustus 2023 door het college is vastgesteld en waarin de bouw van 18 woningen is voorzien op een perceel waar voorheen een agrarisch bedrijf was gevestigd. Verzoekers vrezen dat de bouw van woningen op korte afstand van hun bedrijven hun bestaande bedrijfsvoering ernstig zal beperken of zelfs onmogelijk maken.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking is getreden, maar dat de beroepsprocedure onder de Wet ruimtelijke ordening blijft vallen, omdat het ontwerp van het wijzigingsplan vóór deze datum ter inzage is gelegd. Verzoekers hebben betoogd dat het college bij de vaststelling van het wijzigingsplan geen rekening heeft gehouden met hun langdurige bedrijfsactiviteiten en dat het akoestisch onderzoek niet correct is uitgevoerd. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun activiteiten onder het overgangsrecht van het vorige bestemmingsplan vallen en dat het college de maximale planologische mogelijkheden heeft gerespecteerd.

Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de betogen van verzoekers in de bodemprocedure naar verwachting niet zullen slagen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 februari 2024.

Uitspraak

202306603/2/R3.
Datum uitspraak: 9 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], gevestigd te Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn, en anderen,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2023 heeft het college het wijzigingsplan "Heerewegh 30, Benthuizen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en anderen en GB Vastgoed hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 30 januari 2024, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J. Geelhoed, advocaat te Honselersdijk, en het college, vertegenwoordigd door ing. M. Groen en H.H. de Mol, bijgestaan door mr. E.P. Euverman, advocaat te Breda, zijn verschenen. Verder is op de zitting GB Vastgoed, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. E.J.H. Plambeck, als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het wijzigingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 23 februari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3.       Het wijzigingsplan voorziet in 18 woningen op een perceel waar voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd was.
4.       [verzoeker] en anderen zijn eigenaren en/of gebruiker van de bedrijfsgebouwen gelegen aan [de locatie A tot en met C]. Deze gronden grenzen aan het plangebied. Het bedrijf aan [locatie C] is een mechanisatiebedrijf. Het bedrijf aan [locatie B] en [locatie A] is een groothandel in machines voor de voedings- en genotsindustrie. [verzoeker] en anderen vrezen dat de bestaande bedrijfsvoering in de toekomst ernstig wordt beperkt of onmogelijk wordt gemaakt door de bouw van woningen op korte afstand van hun bedrijven.
5.       [verzoeker] en anderen stellen dat sinds 1980 aan [de locatie A tot en met C] onafgebroken werkzaamheden plaats hebben gevonden en nog vinden in het kader van landbouwmechanisatie. Deze activiteiten zijn weliswaar niet mogelijk gemaakt in het voor [verzoeker] en anderen geldende bestemmingsplan "Benthuizen" van 26 september 2013, maar in dat plan is volgens hen ten onrechte voorbij gegaan aan dit al tientallen jaren plaatsvindende gebruik. [verzoeker] en anderen betogen dat het college bij de vaststelling van het wijzigingsplan ook geen rekening heeft gehouden met dit gebruik. In het akoestisch onderzoek dat aan het wijzigingsplan ten grondslag ligt wordt ervan uit gegaan dat [verzoeker] een bedrijf is met milieucategorie 2, terwijl op de percelen onder andere las- en draaiwerkzaamheden plaatsvinden, waarvoor een milieucategorie 3.1 meer in de rede ligt, zo betogen [verzoeker] en anderen.
6.       De voorzieningenrechter stelt vast dat op grond van artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan "Benthuizen" van 26 september 2013 activiteiten van milieucategorie 2 zijn toegestaan op de percelen [de locatie A tot en met C]. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aan [verzoeker] en anderen is om aannemelijk te maken dat de door hen gestelde activiteiten op hun percelen onder het overgangsrecht van het vorige plan vielen. Hierin zijn [verzoeker] en anderen vooralsnog niet geslaagd. Er is dus geen aanleiding voor het oordeel dat bij de vaststelling van het wijzigingsplan niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden op de percelen van [verzoeker] en anderen.
Het college en GB Vastgoed hebben op de zitting bovendien toegelicht dat de bestaande woning aan [locatie D] - en dus niet de woningbouw in het plangebied - maatgevend is voor de activiteiten die [verzoeker] en anderen gelet op de relevante milieuregelgeving mogen ontplooien. [verzoeker] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.
7.       Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat de betogen van [verzoeker] en anderen in de bodemprocedure zullen slagen.
8.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Jurgens
voorzieningenrechter
w.g. Priem
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024
646