ECLI:NL:RVS:2024:5445

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
202407873/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming

Op 20 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De rechtbank Den Haag heeft op 23 december 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze maatregel gegrond verklaard, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 december 2024 uitspraak gedaan op dit verzoek. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in het Justitieel Complex Schiphol (JCS) ten uitvoer gelegd mag worden, omdat dit in strijd is met artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist, omdat hij vreest dat dit onomkeerbare gevolgen zal hebben voor de grensbewaking. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het grensbewakingsbelang in deze situatie doorslaggevend is en heeft de gevraagde voorlopige voorziening getroffen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een andere bewaringsaccommodatie ten uitvoer gelegd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Uitspraak

202407873/2/V3.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 december 2024 in zaak nr. NL24.49401 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2024 heeft de minister de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 23 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel met ingang van die dag bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
Het oordeel van de rechtbank
1.       De rechtbank heeft de minister opgedragen om de vrijheidsontnemende maatregel per direct op een andere plaats dan het Justitieel Complex Schiphol (hierna: JCS) ten uitvoer te leggen. Volgens de rechtbank leidt de recente wijziging van onderdelen van het algemene vreemdelingenbewaringsregime in het JCS tot het oordeel dat de vrijheidsontnemende maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd in een gespecialiseerde accommodatie voor vreemdelingenbewaring en is de vrijheidsontneming daarom in strijd met artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn.
Het verzoek van de minister
2.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Daarbij beroept hij zich op het grensbewakingsbelang. De minister betoogt dat de rechtbankuitspraak een dusdanig algemene strekking heeft, dat afwijzing van zijn verzoek met zich brengt dat hij genoodzaakt zal zijn om per direct alle vreemdelingen die krachtens de Vw 2000 in het JCS verblijven, naar een andere bewaringsaccommodatie te brengen. Hij betoogt dat daarvoor onvoldoende capaciteit beschikbaar is in de andere accommodaties en dat dit daarom betekent dat aan hen de toegang tot het Schengengebied zal moeten worden verleend. Dit leidt volgens de minister tot onomkeerbare gevolgen.
Beoordeling
3.       Onder de gegeven omstandigheden komt doorslaggevend gewicht toe aan het door de minister ingeroepen grensbewakingsbelang. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
4.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een andere bewaringsaccommodatie ten uitvoer gelegd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
347-1020