ECLI:NL:RVS:2024:5442
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 16 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De rechtbank Den Haag heeft op 23 december 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze maatregel gegrond verklaard, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de minister, maar er is geen reactie ontvangen.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om de vrijheidsontnemende maatregel per direct op een andere locatie dan het Justitieel Complex Schiphol uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat de maatregel niet in een gespecialiseerde accommodatie voor vreemdelingenbewaring wordt uitgevoerd, wat in strijd is met artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist, en voerde aan dat dit zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de grensbewaking.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de minister gehonoreerd en bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een andere bewaringsaccommodatie ten uitvoer gelegd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft geen proceskosten aan de minister opgelegd. De uitspraak is gedaan op 24 december 2024 door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.