ECLI:NL:RVS:2024:5430

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
202303219/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Ary Schefferstraat Almelo en bezwaren van omwonenden

Op 24 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Ary Schefferstraat" in Almelo. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Almelo op 28 maart 2023, maakt de bouw van acht twee-aan-een gebouwde en twee halfvrijstaande woningen mogelijk op de locatie van een voormalige school. De omwonenden, appellanten in deze zaak, hebben bezwaar gemaakt tegen het verdwijnen van een honden- en speelveld dat momenteel op deze locatie is gelegen. Zij zijn van mening dat de woningen beter op andere locaties kunnen worden gebouwd.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 27 november 2024, waar de appellanten, vertegenwoordigd door een gemachtigde, en de raad, vertegenwoordigd door E.R. Jasper en P. Jonkman, aanwezig waren. De Afdeling oordeelde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de belangen van de omwonenden voldoende had afgewogen en dat de bezwaren van de appellanten niet opgingen. De Afdeling concludeerde dat het besluit van de raad in overeenstemming was met de geldende wet- en regelgeving, waaronder de Wet ruimtelijke ordening.

De appellanten hebben verschillende beroepsgronden ingediend, waaronder bezwaren tegen de informatievoorziening naar omwonenden, de strijdigheid van het plan met de Omgevingsvisie en Woonvisie, en zorgen over parkeeroverlast. De Afdeling heeft deze gronden beoordeeld en geconcludeerd dat de raad op een zorgvuldige manier tot zijn besluit is gekomen. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellanten ongegrond en oordeelde dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202303219/1/R3.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Almelo,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Almelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Ary Schefferstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting van 27 november 2024, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door E.R. Jasper en P. Jonkman, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 13 juli 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (Hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Met het plan wordt de bouw van acht twee-aan-een gebouwde en twee halfvrijstaande woningen mogelijk gemaakt op de locatie van een voormalige school aan de Jan Ary Schefferstraat en Jan Tooropstraat in Almelo (hierna: het plangebied). Onder het vorige bestemmingsplan "Ossenkoppelerhoek", vastgesteld in 2012, was de bouw van de woningen niet mogelijk, omdat de gronden binnen het plangebied de bestemming "Maatschappelijk - 1" hadden. Deze gronden worden momenteel gebruikt als honden- en speelveld.
3.       [appellant] en anderen zijn omwonenden. Zij hebben bezwaren tegen het verdwijnen van het honden- en speelveld als gevolg van het plan. Ook vinden zij dat de voorziene woningen beter op andere locaties gebouwd kunnen worden.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ingetrokken beroepsgronden
5.       [appellant] en anderen hebben hun beroepsgrond over het klimaatadaptief maken van het plangebied op de zitting ingetrokken.
Beroepsgronden
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
6.       Over de "Vormvrije Mer beoordeling bestemmingsplan Jan Ary Schefferstraat Almelo" hebben [appellant] en anderen zich in het beroepschrift beperkt tot het herhalen van de inhoud van hun zienswijze. In de nota van zienswijzen, die deel uitmaakt van het bestreden besluit, is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] en anderen hebben in het beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog slaagt niet.
Informatie naar omwonenden
7.       [appellant] en anderen betogen dat het plan is voorbereid zonder volledige of juiste informatievoorziening naar omwonenden. Ook heeft de raad het ontwerpplan ten onrechte in de zomerperiode ter inzage gelegd. Dit is in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
7.1.    De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2878, onder 5.1, heeft geoordeeld dat de door [appellant] en anderen genoemde handelwijze van de raad niet in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en de Wro. De Afdeling ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Het betoog slaagt niet.
Strijd Omgevingsvisie en Woonvisie
8.       [appellant] en anderen betogen dat het plan in strijd is met de "Omgevingsvisie 2020-2040 Mijn Almelo Onze Omgeving" van de raad van 29 september 2020 (hierna: de Omgevingsvisie) en de "Woonvisie Almelo 2020-2030" (hierna: de Woonvisie). Zij voeren aan dat het plan niet bepalend is voor het behalen van de woningbouwopgave. Er zijn al voldoende woningbouwprojecten om te kunnen voorzien in de woningbouwopgave.
8.1.    De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2878, onder 6.1, geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat het plan in strijd is met de Omgevingsvisie. De Afdeling is het eens met dit oordeel.
Daarbij overweegt de Afdeling dat de raad in de plantoelichting heeft vermeld dat de Woonvisie nog niet is aangepast aan de gestegen woningbouwopgave. De raad heeft toegelicht dat hij op 24 januari 2023 het doel heeft gesteld om tot en met 2030 3.400 tot 4.100 woningen te realiseren. Gelet op deze toelichting komt de Afdeling tot het oordeel dat raad in de Woonvisie geen reden heeft hoeven zien het plan niet vast te stellen.
Het betoog slaagt niet.
Bufferzone
9.       [appellant] en anderen betogen dat een bestaande bufferzone door het plan verdwijnt en dat het plan daarom in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zij wijzen op een stedenbouwkundig plan voor de wijk Ossenkoppelerhoek uit de jaren zestig van de vorige eeuw.
9.1.    De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2878, onder 10.1, heeft geoordeeld dat het verdwijnen van een ongeveer 60 jaar geleden beoogde bufferzone niet met zich meebrengt dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Daarbij overweegt de Afdeling dat in het algemeen geen blijvende rechten kunnen worden ontleend aan een geldend bestemmingsplan. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Het betoog slaagt niet.
Richtafstand
10.     [appellant] en anderen betogen dat in het plan geen rekening is gehouden met de milieucategorie van het Sportpark Ossenkoppelerhoek. Zij voeren aan dat de woningen worden gebouwd binnen een afstand van 50 m en dat is te dicht bij het sportpark. [appellant] en anderen wijzen erop dat de gemeente zelf heeft gekozen voor een richtafstand van 50 m voor de milieucategorie 3.1 in het bestemmingsplan "Ossenkoppelerhoek".
10.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat het relativiteitsvereiste aan beoordeling van deze beroepsgrond in de weg staat.
10.2.  Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in beroep komt.
10.3.  Het betoog van [appellant] en anderen gaat over de milieuzonering van het Sportpark Ossenkoppelerhoek en de overlast daarvan voor de met het plan voorziene woningen. Zij beroepen zich op de richtafstand die in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) is opgenomen voor de categorie waartoe het Sportpark Ossenkoppelerhoek behoort. De in de VNG-brochure opgenomen richtafstanden strekken tot bescherming van de belangen van de toekomstige bewoners van de woningen en de belangen van het Sportpark Ossenkoppelerhoek. Deze normen strekken kennelijk niet tot de bescherming van de belangen van [appellant] en anderen.
Artikel 8:69a van de Awb staat daarom in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit op die grond. Dit betekent dat de Afdeling deze beroepsgrond niet inhoudelijk zal bespreken.
Parkeeroverlast
11.     [appellant] en anderen betogen dat het plan zal leiden tot parkeeroverlast in de buurt. Als gevolg van het plan zijn er 25 extra parkeerplaatsen nodig. Van deze 25 parkeerplaatsen worden er 12 aan de oostzijde van het plangebied in openbaar gebied gerealiseerd. Dit zijn in feite 12 parkeerplaatsen voor de 5 woningen die aan die zijde van het plangebied worden gerealiseerd. De overige 5 woningen aan de westzijde van het plangebied zijn aangewezen op de parkeerplekken in Jan Tooropstraat. Daar is op het moment al onvoldoende parkeerruimte. Het is niet duidelijk of en hoe de gemeente parkeerrestricties zal opleggen om parkeeroverlast op Jan Tooropstraat te voorkomen. Tot slot wijzen [appellant] en anderen op de Omgevingswet.
11.1.  Gelet op de overweging onder 1, stelt de Afdeling in de eerste plaats vast dat op deze procedure het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft. Dit betekent dat de Omgevingswet niet van toepassing is op het bestreden besluit. Wat [appellant] en anderen over de Omgevingswet hebben aangevoerd, kan daarom niet slagen.
11.2.  De Afdeling komt verder tot het oordeel dat de raad zich, gelet de afstand tussen de woningen aan de westzijde van het plangebied en de aan de oostzijde van het plangebied voorziene parkeerplaatsen, op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan geen onaanvaardbare parkeersituatie in de wijk rondom het plangebied als gevolg heeft.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieven
12.     [appellant] en anderen betogen dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar mogelijk alternatieve locaties voor woningbouw. [appellant] en anderen voeren aan dat er drie percelen aan [locatie 3] geschikter zijn voor de bouw van woningen.
12.1.  De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2878, onder 8.1, heeft geoordeeld dat de raad het door [appellant] en anderen voorgestelde alternatief voldoende heeft afgewogen en toereikend heeft gemotiveerd waarom niet voor dat alternatief is gekozen. De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Het betoog slaagt niet.
Uitvoerbaarheid soortenbeschermingsregime
13.     [appellant] en anderen betogen dat er in het kader van het soortenbeschermingsregime uit de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) onderzocht moet worden of het plan wel uitvoerbaar is. Zij voeren aan dat het rapport "QuickScan flora en fauna inclusief stikstofberekening, Ary Schefferstraat te Almelo" van 23 maart 2022 (hierna: de QuickScan) onzorgvuldig is. Binnen het plangebied zijn door omwonenden egels gezien.
Verder wijzen [appellant] en anderen erop dat de Wnb is opgegaan in de Omgevingswet waaronder een uitgebreidere zorgplicht voor de fysieke leefomgeving geldt.
13.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat het relativiteitsvereiste uit artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan beoordeling van deze beroepsgrond.
13.2.  Zoals overwogen onder 11.1 kan wat [appellant] en anderen over de Omgevingswet hebben aangevoerd niet slagen.
13.3.  De raad mag het plan niet vaststellen als en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het wettelijke soortenbeschermingsregime aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
In paragraaf 4.10.2 van de plantoelichting staat de uitkomst van de QuickScan weergeven. Geconcludeerd wordt, in overeenstemming met paragraaf 7.5 van de QuickScan, dat het soortenbeschermingsregime niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan, mits lichtverstoring van vleermuizen voorkomen kan worden. Dat is mogelijk met enkele maatregelen die ook in paragraaf 7.1.2 van de QuickScan genoemd zijn. De enkele stelling van [appellant] en anderen dat er binnen het plangebied egels zijn waargenomen, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de QuickScan onzorgvuldig is uitgevoerd.
Daarom heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het wettelijke soortenbeschermingsregime op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Het betoog slaagt niet.
13.4.  Bij het hiervoor gegeven oordeel laat de Afdeling in het midden of het betoog van [appellant] en anderen over de uitvoerbaarheid van het plan in het kader van het wettelijk soortenbeschermingsregime gelet op het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb, kan leiden tot vernietiging van het plan.
Overige gronden
14.     De overige beroepsgronden, waaronder over misleiding van de gemeenteraad, onrechtmatige daad en de bouwclaim van [belanghebbende], geven geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan gebreken bevat.
Conclusie
15.     Het beroep is ongegrond.
16.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lap
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
288-1076