202404113/1/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. Stichting Blaarthem, gevestigd in Eindhoven,
2. [appellant] en anderen, allen wonend in Eindhoven,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "I Gestel buiten de Ring 2020 (Humperdincklaan)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Stichting Blaarthem en [appellant] en anderen beroepen ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend. Heijmans Vastgoed B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend. Stichting Woonbedrijf SWS.HhvL heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Stichting Blaarthem heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 3 december 2024, waar Stichting Blaarthem, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en
[gemachtigde B], [appellant] en anderen, in de personen van [appellant] en [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. I. Verbunt, T.A.M. Mineur en A.J.H. Daelmans, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting Heijmans Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door mr. R.N. van der Velde, advocaat te Den Haag, vergezeld van B.A. van Gorp en C. Jacobs, en Stichting Woonbedrijf SWS.HhvL, vertegenwoordigd door mr. T.J.J. Slegers, advocaat te Eindhoven, vergezeld van ir. K.W.M. van der Heijden en
ing. W.A.N. Kimpen als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van een beroep tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp ambtshalve vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit omtrent de vaststelling van dat bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 27 april 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van een terrein aan de Humperdincklaan te Eindhoven ten behoeve van de bouw van maximaal 400 woningen. Het plangebied is gelegen in de wijk Blaarthem en wordt begrensd door de Humperdincklaan, Glinkastraat en Karel de Grotelaan.
3. Stichting Blaarthem heeft ten doel het behouden en verbeteren van de leefbaarheid in de wijk Blaarthem. Zij vreest voor een verdere verdichting van Blaarthem. [appellant] en anderen zijn allen direct omwonenden. Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat. Verder zijn zij het niet eens met de wijze waarop het participatietraject is verlopen.
Wat ligt ter beoordeling voor?
4. De Afdeling stelt voorop dat in deze procedure alleen het besluit van 7 mei 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "I Gestel buiten de Ring 2020 (Humperdincklaan)" ter beoordeling voorligt. De beroepsgronden van Stichting Blaarthem over niet nagekomen afspraken in de koopovereenkomst en de beroepsgronden van Kanter en anderen over de mogelijke doorverkoop van de voorziene woningen aan derden en over verkeersproblematiek ten gevolge van ontwikkelingen die mogelijk in de toekomst kunnen gaan plaatsvinden, hebben geen betrekking op het besluit van 7 mei 2024. De Afdeling zal deze beroepsgronden daarom niet inhoudelijk bespreken.
Hoe beoordeelt de Afdeling een beroep tegen een bestemmingsplan?
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Participatie
6. [appellant] en anderen betogen dat de geboden participatie onzorgvuldig is geweest. Zij voeren aan dat het participatieverslag geen accurate weergave bevat, dat belangrijke informatie is achtergehouden en dat niet inhoudelijk op de door hen aangebrachte punten is ingegaan. Verder voldoet de participatie volgens hen niet aan de eerder vastgestelde uitgangspunten.
6.1. De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.8 van de Wro is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het bestemmingsplan is overeenkomstig deze procedure in ontwerp ter inzage gelegd. Hierover konden zienswijzen naar voren worden gebracht. Deze zienswijzen heeft de raad betrokken in zijn afweging, zoals blijkt uit het vaststellingsbesluit in samenhang met de nota van zienswijzen.
Andere vormen van participatie maken geen deel uit van deze voorbereidingsprocedure. De inspraakverordening van de gemeente Eindhoven 2008, zoals die gold op het moment van het nemen van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, ziet op beleid en verplicht niet tot enige vorm van inspraak of participatie voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan. [appellant] en anderen hebben nog gewezen op de notitie van de gemeente Eindhoven "Tips voor een helder participatieproces", te raadplegen via de website van de gemeente. Maar de raad heeft op de zitting aangegeven dat de notitie is bedoeld als een hulpmiddel voor initiatiefnemers en geen beleidsregels bevat waaraan het participatietraject moet voldoen. Van door de raad vastgestelde uitgangspunten, waaraan de participatie zou moeten voldoen, is de Afdeling niet gebleken.
Het betoog slaagt niet.
Verdichting (aantal woningen) en bouwhoogte
7. Stichting Blaarthem en [appellant] en anderen betogen dat door het maximum aantal woningen waarin het plan voorziet, namelijk 400, de verdichting teveel toeneemt. Dit komt de leefbaarheid in de woonwijk niet ten goede.
Stichting Blaarthem wijst erop dat er al weinig voorzieningen in de wijk Blaarthem zijn. Zij voert aan dat als het aantal woningen wordt gereduceerd tot 340, er ruimte zou ontstaan om kwalitatief en kwantitatieve verbeteringen toe te passen en om nieuwe voorzieningen en meer groen te realiseren.
[appellant] en anderen betogen dat ten onrechte is voorzien in hoogbouw langs de Humperdincklaan en de Karel de Grootlaan. Volgens hen verhoudt het aantal woningen binnen het plangebied zich niet tot de rest van Eindhoven, waardoor de verdichting toeneemt. Dit gaat ten koste van de leefbaarheid. Zij wijzen erop dat in eerdere ontwerpschetsen het parkeren ondergronds was voorzien, waarbij woningen dwars op de Humperdincklaan zouden worden gerealiseerd en tot maximaal 340 woningen zou worden gebouwd.
7.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het realiseren van maximaal 400 woningen bijdraagt aan de wens om te verdichten, neergelegd in gemeentelijk beleid, en dat de woningen voorzien in een behoefte. Volgens de raad passen de bouwhoogtes in gemeentelijk beleid, is de bouwhoogte van maximaal 35 m op de betreffende locatie aanvaardbaar en leidt de woningbouwontwikkeling niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Bovendien wordt voorzien in de toevoeging van groen op de betreffende locatie. Tot slot heeft de raad over het aantal woningen toegelicht dat, vanwege gestegen bouwkosten en om tot een financieel haalbaar plan te komen, het aantal woningen is verhoogd van 340 woningen volgens eerdere ontwerpschetsen, naar 400 woningen. Het bouwen van een geheel ondergrondse garage is volgens de raad niet financieel haalbaar gebleken.
7.2. De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 400 woningen, verdeeld over twee blokken. Per blok is voorzien in een halfverdiepte parkeergarage met daarboven woningen, gebouwd in verschillende bouwhoogtes.
7.3. Over de bouwhoogtes overweegt de Afdeling dat de woontorens met een bouwhoogte van maximaal 35 m en gestapelde woningen met een bouwhoogte van maximaal 23 m, zijn voorzien aan de zijde van de Karel de Grotelaan. De woningen, die zijn voorzien aan de zijde van de Humperdincklaan, hebben bouwhoogtes variërend van maximaal 11 m tot maximaal 20 m en zijn gelegen op een afstand van 45 m tot aan de dichtstbijzijnde bestaande woningen aan de Humperdincklaan. [appellant] en anderen hebben het standpunt van de raad, dat de in het bestemmingsplan opgenomen bouwhoogtes passen binnen het door de gemeente gevoerde hoogbouwbeleid, niet bestreden.
Over het groen overweegt de Afdeling dat tussen de mogelijk gemaakte woningen en de bestaande woningen is voorzien in een brede strook, met de bestemming "Groen". Ingevolge artikel 11.1, eerste lid, van de planregels, moet bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen vaststaan dat wordt voorzien in minimaal 8 m² aan groenvoorzieningen per toegevoegde woning, in totaal derhalve in een oppervlakte van minimaal 3.200 m².
Over de verdichting overweegt de Afdeling dat het toevoegen van 400 woningen aan Blaarthem zorgt voor een toename van het aantal inwoners in Blaarthem en voor een verdere verdichting van deze wijk, waardoor de druk op de openbare voorzieningen en het aantal verkeersbewegingen in de wijk zal toenemen. De Afdeling stelt vast dat de raad onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het toevoegen van 400 woningen voor het woon- en leefklimaat van de direct omwonenden. De raad heeft onderzoek gedaan naar de schaduwwerking, naar verkeer en naar parkeren. De raad heeft zich op basis van die onderzoeken op het standpunt mogen stellen dat de in het plan voorziene woningbouwontwikkeling niet een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden betekent. Gelet hierop en gelet op het tekort aan woningen in het goedkope(re) segment heeft de raad een groter gewicht mogen toekennen aan het belang dat ziet op de bouw van de 400 woningen dan aan het belang van [appellant] en anderen en Stichting Blaarthem dat ziet op het voorkomen van een verdere verdichting.
7.4. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De raad hoefde het aantal woningen dan ook niet te beperken tot 340.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
680