202403736/1/A2.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
en
het College van Bestuur van het Graafschap College (hierna: het CvB).
Procesverloop
Bij beslissing van 18 september 2023 heeft de Manager Entree Onderwijs (hierna: de manager), namens het CvB, aan [appellant] laten weten dat hij niet wordt aangenomen voor de BOL-entree-opleiding, profiel Assistent Mobiliteitsbranche (hierna: de entree-opleiding).
Bij beslissing van 25 april 2024 heeft de manager, namens het CvB, naar aanleiding van het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar aan [appellant] laten weten dat hij nog niet wordt toegelaten tot de entree-opleiding en heeft de manager voorwaarden aan de toelating voor het studiejaar 2024-2025 gesteld.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep bij de Afdeling ingesteld.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 oktober 2024, waar het CvB, vertegenwoordigd door C. Uiterhoeve, is verschenen. [appellant], bijgestaan door A. Boekelder, ambulant begeleidster bij Pardijs Begeleiding, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft zich aangemeld voor de entree-opleiding bij het Graafschap College. Vanaf 2018 heeft [appellant] ongeveer achttien inschrijfverzoeken ingediend die zijn afgewezen, waarvan de laatste twee dateren van 17 september 2023 en 18 februari 2024. Zijn laatste werkplek was bij de Stadswerkplaats in Doetinchem, een plek voor onder meer dagbesteding voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. [appellant] wil graag (assistent) automonteur worden.
Het beroep van [appellant]
2. [appellant] is het niet eens met de voorwaarden voor inschrijving die in de beslissing van 25 april 2024 staan. Hij vindt het niet nodig om een IQ-test te doen en eerst ritme op te bouwen. Ook is hij het er niet mee eens dat ervan wordt uitgegaan dat hij een handicap heeft. Hij wil graag (assistent) automonteur worden en net als iedereen een eerlijke kans krijgen om een diploma te halen.
3. De Afdeling laat hierna eerst zien welke regels het CvB heeft toegepast en wat het CvB in de beslissing van 25 april 2024 en op de zitting over de inschrijving van [appellant] heeft gezegd. Daarna komt het oordeel van de Afdeling en legt de Afdeling uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
De toepasselijke regels
4. De regels voor de entree-opleiding staan in de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: de Web). De Afdeling geeft de voor deze zaak van belang zijnde regels hier weer.
"Artikel 8.1.1b Toelating entreeopleiding
[…]
2. Het bevoegd gezag kan de toelating tot de entreeopleiding slechts weigeren indien diegene die om toelating verzoekt in de afgelopen twee studiejaren bij een instelling was ingeschreven voor een entreeopleiding."
"Artikel 8.1.3a Afspraken met betrekking tot extra ondersteuning
1. Het bevoegd gezag beoordeelt voorafgaande aan de inschrijving van de student […] of deze student […] extra ondersteuning behoeft in verband met handicap of chronische ziekte en onderzoekt daartoe zijn mogelijkheden, behoeften en omstandigheden. Het bevoegd gezag kan de student […] verzoeken gegevens te overleggen betreffende handicap of chronische ziekte of beperkingen in de onderwijsparticipatie.
2. Indien de inschrijving een student […] betreft die extra ondersteuning behoeft in verband met handicap of chronische ziekte, vindt de inschrijving slechts plaats nadat het bevoegd gezag met de student […] schriftelijke afspraken heeft gemaakt over deze ondersteuning."
Waarom wil het CvB [appellant] niet zomaar inschrijven?
5. Het CvB heeft op de zitting laten weten dat de beslissing van 25 april 2024 is gebaseerd op artikel 8.1.3a, eerste en tweede lid, van de Web. [appellant] is volgens het CvB dus - anders dan de beslissingen dit formuleren - wél toegelaten tot de entree-opleiding, maar hij kan pas worden ingeschreven als hij aan de in de beslissing van 25 april 2024 gestelde voorwaarden voldoet.
Handicap
6. Het CvB heeft in het verweerschrift en op de zitting uitgelegd dat is besloten voorwaarden aan de inschrijving te stellen naar aanleiding van de mailwisselingen tussen de zorg- en loopbaandecaan en mentor van de sector educatie en participatie van het team entree van het Graafschap College (hierna: de decaan) met begeleiders van Laborijn maatschappelijk werk (hierna: Laborijn) en Pardijs Begeleiding. Laborijn is een uitvoeringsorganisatie van onder meer de Participatiewet, die ondersteuning biedt bij het meedoen in de maatschappij. Pardijs Begeleiding biedt ondersteuning aan cliënten met psychosociale, psychiatrische en/of verslavingsproblematiek, waarbij het aanbod bestaat uit individuele ambulante begeleiding, beschermd thuis en de begeleiding van cliënten met complexe psychosociale problematiek. Vanuit deze instellingen krijgt [appellant] werk- en woonbegeleiding. Het CvB heeft op de zitting uitgelegd dat het woord ‘handicap’ in artikel 8.1.3a van de Web ruim moet worden gelezen, juist om studenten ondersteuning te kunnen bieden. Het CvB verstaat onder het woord ‘handicap’ daarom een beperking die meebrengt dat een student extra ondersteuning nodig heeft. Uit de genoemde mailwisselingen blijkt volgens het CvB dat [appellant] extra ondersteuning nodig heeft vanwege een beperking. Voor de entree-opleiding is van belang dat [appellant] het bij de sociale werkplaatsen waar hij werkzaam was bijvoorbeeld niet heeft volgehouden om een minimaal aantal uren te werken en werknemersvaardigheden te tonen. Dit speelt van 2017 tot nu. Op de zitting is besproken dat [appellant] in 2023 niet meer dan drie weken achter elkaar heeft gewerkt. [appellant] heeft gezegd dat telkens als hij begint met werken de spanning te hoog wordt en hij dan weer stopt.
Voorwaarden
7. In de beslissing van 25 april 2024 staat dat [appellant] niet voldoet aan de ‘school- en leerbaarheid’ die nodig is voor de entree-opleiding. Het CvB heeft uitgelegd dat het er daarbij om gaat of [appellant] in staat is om te leren, of hij alle vakken van de entree-opleiding kan doen en dus de opleiding ook helemaal kan afronden, en hoe hij daarbij eventueel kan worden geholpen. Bij de entree-opleiding moet je namelijk meer doen dan alleen met je handen werken. Je krijgt bijvoorbeeld ook de vakken Nederlands, Engels en Burgerschap. Ook moet je op tijd komen. Daarom heeft het CvB voorwaarden gesteld voor [appellant] om te kunnen worden ingeschreven. Op de zitting heeft het college opgemerkt dat die voorwaarden er niet zijn om hem dwars te zitten. Niemand heeft er wat aan, ook [appellant] zelf niet, als hij start met de entree-opleiding en tussentijds moet afhaken. Ook heeft het CvB op de zitting benadrukt dat het met de voorwaarden wil nagaan of de benodigde ondersteuning wel door hen kan worden geboden. Als het teveel wordt kan dat namelijk niet, de entree-opleiding is volgens het CvB geen begeleidingsinstelling.
7.1. De eerste voorwaarde is dat [appellant] vóór 9 september 2024 een psychodiagnostisch onderzoek van kort daarvoor moet kunnen laten zien. Uit dat onderzoek moet blijken dat [appellant] voldoende ‘school- en leerbaar’ is om de entree-opleiding te kunnen doen. Het CvB heeft in de beslissing uitgelegd dat [appellant] lang geleden naar school is geweest en dat hij toen op een school voor zeer moeilijk lerende kinderen heeft gezeten. Als [appellant] meedoet aan het psychodiagnostisch onderzoek kan het CvB zien wat moeilijk is voor hem, waar hij goed in is en welke ondersteuning hij nodig heeft en of de opleiding hem deze ondersteuning kan bieden. Op de zitting heeft het CvB uitgelegd dat ook sommige andere studenten een psychodiagnostisch onderzoek moeten doen en dat een IQ-test maar een klein onderdeel is van zo’n onderzoek. Er wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar sociale vaardigheden. Dat is ook van belang, bijvoorbeeld voor het vak Burgerschap en hoe je op school omgaat met andere mensen.
7.2. Als tweede voorwaarde om ingeschreven te worden moet [appellant] vóór 9 september 2024 laten zien dat hij 3 maanden aaneengesloten minimaal 3 dagen in de week en 8 uur per dag kan werken. Als derde voorwaarde is gesteld dat hij vóór 9 september 2024 een werkplek moet hebben waar hij voor minimaal 24 uur in de week een stage- of een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten. Deze voorwaarden hebben te maken met de werknemersvaardigheden en de werkplek. Het CvB heeft uitgelegd dat [appellant] op dit moment nog extra ondersteuning krijgt van de instellingen Laborijn en Pardijs Begeleiding. Zij begeleiden [appellant] volgens het CvB met zijn werknemersvaardigheden, namelijk op tijd komen, afspraken maken en nakomen, leiding accepteren, samenwerken, een gezond ritme opbouwen en een goede dag- en nachtstructuur krijgen. Op dit moment heeft [appellant] volgens het CvB nog onvoldoende werknemersvaardigheden om de entree-opleiding te kunnen starten.
Het oordeel van de Afdeling
8. De Afdeling is van oordeel dat het beroep van [appellant] slaagt. De Afdeling legt dat hierna uit.
8.1. In de beslissingen staat dat [appellant] niet wordt aangenomen voor en niet wordt toegelaten tot de entree-opleiding. Niet in geschil is dat [appellant] in de afgelopen twee jaar niet bij een instelling was ingeschreven voor de entree-opleiding. Gelet op artikel 8.1.1b, tweede lid, van de Web moest het CvB [appellant] dus toelaten tot de entree-opleiding.
8.2. Op de zitting heeft het CvB laten weten dat [appellant] wel is toegelaten tot de entree-opleiding, maar er niet voor wordt ingeschreven. Volgens het CvB is de beslissing van 25 april 2024 gebaseerd op artikel 8.1.3a, eerste en tweede lid, van de Web, dat inhoudt dat inschrijving van een student die extra ondersteuning nodig heeft in verband met een handicap slechts kan plaatsvinden als het CvB met de student schriftelijk afspraken heeft gemaakt over ondersteuning.
8.3. De Afdeling is van oordeel dat de hiervóór onder 7.2 weergegeven tweede en derde voorwaarde om te worden toegelaten, dan wel ingeschreven, geen betrekking hebben op ondersteuning van de student als bedoeld in artikel 8.1.3a, eerste en tweede lid, van de Web, zodat deze bepaling geen grondslag kan bieden voor het weigeren van inschrijving. Ook ziet de Afdeling voor het stellen van deze voorwaarden geen andere wettelijke basis. Hoewel de Afdeling uit de tot het dossier behorende mailwisselingen tussen de decaan en Laborijn en Pardijs Begeleiding opmaakt dat het CvB in samenspraak met Laborijn en met betrokkenheid van Pardijs Begeleiding heeft beoogd het belang van [appellant] te dienen door hem duidelijk te maken wat hij zou moeten doen om de entree-opleiding succesvol te kunnen volgen, is het stellen van deze voorwaarden niet verenigbaar met de Web.
8.4. Ten aanzien van de eerste, hiervóór onder 7.1 weergegeven voorwaarde overweegt de Afdeling het volgende.
Het CvB wordt gevolgd in het standpunt dat het begrip ‘handicap’ in artikel 8.1.3a van de Web in het belang van de betrokken student ruim moet worden gelezen. De Afdeling wijst op de wetgeschiedenis (Kamerstukken II 2020/21, 35625, nr. 3, p. 10) waarin de wetgever heeft opgenomen dat alle langdurige lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen onder dit artikel vallen. Het CvB heeft uit de genoemde mailwisselingen mogen afleiden dat bij [appellant] sprake is van een handicap als bedoeld in artikel 8.1.3a, eerste en tweede lid, van de Web. Uit de mailwisselingen valt namelijk af te leiden dat [appellant] vanwege zijn psychische gesteldheid moeite heeft om langere tijd werkzaamheden te verrichten die van hem tijdens de studie verwacht zullen worden. Het is dus begrijpelijk dat het CvB wil vaststellen wat precies de aard en gevolgen van deze handicap zijn, om zo de juiste afspraken voor ondersteuning te kunnen maken.
8.5. De Afdeling concludeert echter dat de beslissing van 25 april 2024 de voorwaarde van een psychodiagnostisch onderzoek niet stelt als hulpmiddel om vast te stellen waaruit de ondersteuning zou kunnen bestaan, maar als voorwaarde voor inschrijving. Op deze manier wordt het psychodiagnostisch onderzoek niet gebruikt om het doel van artikel 8.1.3a van de Web te dienen, namelijk om vast te stellen welke ondersteuning de school aan [appellant] moet bieden om, net als anderen, de entree-opleiding te kunnen doen. Vergelijk ook de wetgeschiedenis (Kamerstukken II 2020/21, 35625, nr. 3, p. 9-11).
8.6. Als het CvB aan de voorwaarde van een psychodiagnostisch onderzoek wil vasthouden, zal het CvB gemotiveerd moeten aangeven waarom dit onderzoek in het geval van [appellant] nodig is om afspraken te kunnen maken over de te bieden ondersteuning en waarom die afspraken niet te maken zijn op basis van de al beschikbare gegevens, dan wel met een onderzoek van beperktere omvang.
Conclusie
9. Het beroep is gegrond. De Afdeling zal de beslissing van 25 april 2024 vernietigen wegens strijd met de artikelen 8.1.1b, tweede lid, en 8.1.3a, tweede en derde lid, van de Web. Ook zal het CvB de opdracht krijgen opnieuw te beslissen op het bezwaar.
10. Het CvB moet het door [appellant] betaalde griffierecht vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt de beslissing van het College van Bestuur van het Graafschap College van 25 april 2024;
III. draagt het College van Bestuur van het Graafschap College op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen hierin is overwogen een beslissing te nemen op het door [appellant] gemaakte bezwaar;
IV. gelast dat het College van Bestuur van het Graafschap College aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 51,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
154-1129