ECLI:NL:RVS:2024:5397

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
202305210/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor woning in De Westereen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 augustus 2023, waarin het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning naast [locatie] te De Westereen ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Dantumadiel op 3 januari 2022 aan [vergunninghouder]. [appellant], die tegenover het perceel woont, is het niet eens met de procedure die heeft geleid tot de woonbestemming van het perceel en heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 28 april 2022. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak, waartegen [appellant] hoger beroep heeft ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 december 2024 behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel [appellant] als het college, vertegenwoordigd door mr. H. Sikkema, verschenen. Ook [vergunninghouder] is gehoord. De Afdeling heeft overwogen dat de hoger beroepsgronden van [appellant] voornamelijk gericht zijn tegen het bestemmingsplan ‘Herziening bestemmingsplan Bûtengebied Dantumadiel' uit 2014, dat onherroepelijk is en niet kan worden betrokken in de beoordeling. De argumenten van [appellant] over de omgevingsvergunning zijn grotendeels herhalingen van eerdere stellingen en de Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank.

De Afdeling heeft besloten om de aangevallen uitspraak te bevestigen en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen. De uitspraak is gedaan op 24 december 2024.

Uitspraak

202305210/1/R3.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in De Westereen, gemeente Dantumadiel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 2 augustus 2023 in zaak nr. 22/1724 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dantumadiel.
Procesverloop
Bij besluit van 3 januari 2022 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het bouwen van een woning naast [locatie] te De Westereen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 april 2022 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 augustus 2023 (aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2024, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Sikkema, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [vergunninghouder] gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 26 november 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       [appellant] woont tegenover het perceel en is het niet eens met de procedure die heeft geleid tot het toekennen van een woonbestemming.
Beoordeling
3.       De hoger beroepsgronden van [appellant] richten zich hoofdzakelijk tegen het bestemmingsplan ‘Herziening bestemmingsplan Bûtengebiet Dantumadiel' dat in 2014 is vastgesteld. Dat bestemmingsplan is onherroepelijk en kan daarom niet in de beoordeling van de Afdeling worden betrokken. De daartegen gerichte gronden zal de Afdeling dan ook niet inhoudelijk bespreken.
4.       Wat [appellant] heeft aangevoerd over de omgevingsvergunning is zo goed als een herhaling van wat hij bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd.
5.       Gelet op wat hiervoor is overwogen is er geen aanleiding om het college te veroordelen tot vergoeding van schade.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van J.M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024