ECLI:NL:RVS:2024:5373

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
202303769/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vergoeding rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 mei 2023, waarin de rechtbank het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanvraag van [appellante] voor vergoeding van kosten voor verleende rechtsbijstand, die door de raad voor rechtsbijstand op 20 januari 2021 werd afgewezen. De raad stelde dat de verleende rechtsbijstand onder een eerder verleende toevoeging viel, waarvoor al een vergoeding was uitbetaald. De rechtbank bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak, waarop [appellante] in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 december 2024 ter zitting behandeld. De raad, vertegenwoordigd door mr. M. Doets en M. Spiegelenberg, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de gronden van [appellante] in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze gronden een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd. De rechtbank had gemotiveerd op deze gronden ingegaan en [appellante] heeft geen nieuwe redenen aangedragen die de eerdere beoordeling zouden kunnen weerleggen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 december 2024.

Uitspraak

202303769/1/A2.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], kantoorhoudend in [plaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-­Brabant, van 2 mei 2023 in zaak nr. 21/1879 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2021 heeft de raad een aanvraag van [appellante] om een vergoeding voor verleende rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 22 juni 2021 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 mei 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2024, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Doets en M. Spiegelenberg, is verschenen.
Overwegingen
1.       [appellante] heeft als advocaat een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor verleende rechtsbijstand in een zaak met toevoeging onder nr. 2EY7021. De raad heeft deze aanvraag gelet op artikel 29, vierde lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand afgewezen, omdat de verleende rechtsbijstand onder het bereik van de eerder verleende toevoeging 2EU7955 valt, waarvoor al een vergoeding is uitbetaald.
2.       De raad heeft in het besluit van 22 juni 2021 de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Bij besluit van 3 april 2014 heeft de raad aan [appellante] een toevoeging onder nummer 2EU7955 verleend voor rechtsbijstand aan een cliënt voor de behandeling van de eerste asielaanvraag die in de A.A./V.A. procedure wordt behandeld. Vervolgens heeft de raad bij besluit van 24 december 2014 aan [appellante] een toevoeging onder nummer 2EY7021 verleend voor rechtsbijstand voor de behandeling van een beroepsprocedure asiel voor dezelfde cliënt. Bij besluit van 14 januari 2015 heeft de raad op verzoek van [appellante] de toevoeging onder nummer 2EY7021 gewijzigd in een toevoeging voor rechtsbijstand voor een voornemen asiel. Op 16 april 2015 heeft [appellante] een vergoeding aangevraagd voor de op basis van toevoeging 2EU7955 verleende rechtsbijstand. Zij heeft toen werkzaamheden voor drie fases en de overgang naar de verlengde asielprocedure gedeclareerd. In de aanvraag heeft zij vermeld dat het gaat om de procedure ten behoeve van zaaknummer 0702057752 en dat die procedure is geëindigd met een besluit op 1 april 2015. Met de aanvraag van 31 december 2020 in de huidige procedure, heeft [appellante] een vergoeding aangevraagd voor de op basis van toevoeging 2EY7021 verleende rechtsbijstand. Hierbij heeft zij exact dezelfde werkzaamheden gedeclareerd als zij heeft gedaan voor toevoeging 2EU7955, onder vermelding van hetzelfde vreemdelingennummer en het besluit van 1 april 2015. [appellante] heeft onder toevoeging 2EY7021 dezelfde werkzaamheden gedeclareerd als zij al heeft gedeclareerd onder 2EU7955. [appellante] heeft volgens de raad niet met stukken aannemelijk gemaakt dat, zoals zij stelt, toevoeging 2EY7021 is verleend voor een herhaalde asielaanvraag.
3.       De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder r.o. 6.1 t/m 9 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
488/1132