ECLI:NL:RVS:2024:537
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Duitsland
Op 6 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 1 februari 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Duitsland op 8 februari 2024 achterwege blijft totdat er op het hoger beroep is beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 februari 2024 geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling in overweging genomen. De verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van de aanvraag van de vreemdeling is vastgesteld op basis van de Dublinverordening, en de overdrachtstermijn verstrijkt op 9 februari 2024. De voorzieningenrechter concludeert dat de staatssecretaris niet verantwoordelijk is voor de timing van de overdracht, die op de laatste dag van de hogerberoepstermijn valt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.