202403848/1/V3.
Datum uitspraak: 23 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 'sHertogenbosch, van 24 mei 2024 in zaak nr. NL24.8915 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij brief van 6 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling meegedeeld dat hij de termijn voor de overdracht aan Bulgarije heeft verlengd tot achttien maanden.
Bij uitspraak van 24 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat in Oss, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht geoordeeld dat de minister de overdrachtstermijn mocht verlengen, omdat de vreemdeling zich niet heeft gemeld voor de geplande overdracht op 23 november 2023. Uit het dossier en de bij de schriftelijke uiteenzetting overgelegde stukken blijkt duidelijk dat de vreemdeling op de hoogte was van de op die dag geplande overdracht aan Bulgarije. Hij heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak namelijk gevraagd om bij voorlopige voorziening te bepalen dat de overdracht op 23 november 2023 om 10.20 uur geen doorgang zal vinden. Na die dag heeft de vreemdeling zich ook niet meer gemeld of doorgegeven waar hij zou verblijven.
1.1. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Essenburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024
644