ECLI:NL:RVS:2024:5334
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake dwangsom opgelegd door de rechtbank
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 november 2024 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker]. Dit verzoek volgde op een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 19 december 2023, waarin het verzoek van [verzoeker] op grond van de Wet open overheid (Woo) niet in behandeling werd genomen. [Verzoeker] had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit en beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep op 12 september 2024 gegrond en legde de minister op om binnen zes weken een besluit te nemen op het bezwaar van [verzoeker]. Tevens werd een dwangsom van € 1,- per dag opgelegd, met een maximum van € 100,-, voor het geval de minister deze termijn overschreed.
In het verzoek om voorlopige voorziening vroeg [verzoeker] om verhoging van de dwangsom. De voorzieningenrechter verzocht [verzoeker] om het spoedeisend belang van het verzoek te onderbouwen, waarop [verzoeker] op 7 oktober 2024 reageerde. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen spoedeisend belang was en dat er geen rechtvaardiging was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.