202405567/1/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze,
appellante,
en
de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoofdstraat 45, 47, 47a en 49 & Monseigneur van Oorschotstraat 9, Heeswijk-Dinther" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 3 december 2024, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde] en mr. M.R.A. Arntz, rechtsbijstandsverlener in Leusden, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.P.A.M. van Herpen en mr. M. Algan-Tuna, zijn verschenen. Verder is op de zitting Zuidersteen Vastgoed, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en mr. A. Posset, advocaat in Den Bosch, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 7 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt de bouw van 36 appartementen verdeeld over twee appartementencomplexen mogelijk. Van deze appartementen zijn er 8 voorzien aan de Monseigneur van Oorschotstraat en 28 aan de Hoofdstraat.
3. [appellante] woont aan de [locatie], naast het plangebied. Zij kan zich niet met het plan verenigen, met name omdat zij vreest voor toenemende parkeerdruk.
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Toetsingskader
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Welstand
6. [appellante] betoogt dat het plan in strijd met de Welstandsnota Bernheze (hierna: Welstandsnota) is vastgesteld. Op de Welstandskaart ligt het plangebied namelijk gedeeltelijk in het gebied met de aanduiding ‘Het historische dorpscentrum’, waar gestapelde woningen niet zijn toegestaan.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een welstandstoets bij het vaststellen van een bestemmingsplan niet verplicht is. Toch heeft de raad besloten om dit wel te doen. De raad heeft het plan voorgelegd aan de Welstandscommissie Gemeente Bernheze, die negatief heeft geadviseerd. Na een aanpassing van het plan heeft de raad het plan voorgelegd aan de Adviescommissie Omgevingskwaliteit, die sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet de welstandscommissie heeft vervangen. De Adviescommissie Omgevingskwaliteit heeft vervolgens een positief advies uitgebracht.
6.2. In een bestemmingsplan worden in beginsel geen welstandseisen opgenomen. Het toetsen van een voorzien gebouw of bouwwerk aan de welstandseisen is pas aan de orde in de procedure over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een concreet bouwplan. De raad heeft toch laten toetsen aan de Welstandsnota om te voorkomen dat het plan indruist tegen de het welstandsbeleid. De Afdeling zal daarom de onderbouwing dat dit niet het geval is toch toetsen, aangezien de raad het van belang heeft gevonden dat het plan voldoet aan het welstandsbeleid.
In de plantoelichting staat dat het gebouw aan de Monseigneur van Oorschotstraat 9 een lint vormt tezamen met de rest van de woningen. Verder wijkt het bestaande gebouw qua footprint niet af van het huidige pand. Volgens de raad is dit pand in overeenstemming met het beleid. Het gebouw aan de Hoofdstraat ligt volgens de raad voor een klein deel in het historisch centrum. Het vormt tezamen met de rest van de woningen een lintbebouwing, aldus de plantoelichting.
De Afdeling stelt vast dat de Welstandscommissie weliswaar veel kritiek had op de bebouwing die het bestemmingsplan mogelijk maakt aan de Hoofdstraat, maar dat die kritiek zich niet richt op de bebouwing in meer woonlagen. In het advies staat dat de commissie bepaalde aspecten aan het plan waardeert, zoals de gelede massa aan de Hoofdstraat. Daarnaast benoemt de commissie wel dat de totaalmassa aan de Hoofdstraat te massaal is, maar dat dit kan worden opgelost door te differentiëren in hoogte. De Adviescommissie Omgevingskwaliteit concludeert vervolgens dat de aangebrachte wijzigingen in overeenstemming zijn met de opmerkingen uit het vorige advies. De Adviescommissie is van oordeel dat de gelede massaopzet en onderscheid in metselwerk passend is bij het dorpse karakter. Deze adviezen zijn voldoende inzichtelijk. De Afdeling is daarom van oordeel dat de raad voldoende heeft gemotiveerd dat de bebouwing stedenbouwkundig kan worden ingepast.
Voor zover dit betoog is gericht tegen de uitvoerbaarheid van het plan, overweegt de Afdeling het volgende. De Adviescommissie Omgevingskwaliteit heeft een positief advies uitgebracht. Naar het oordeel van de Afdeling is het daarom niet aannemelijk dat de Welstandsnota op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
7. [appellante] betoogt dat het plan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid om in de parkeerbehoefte te voorzien. Volgens [appellante] is de raad niet uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan. Als er enkel appartementen met een oppervlakte groter dan 60 m² worden gerealiseerd, dan genereert dat een andere parkeerbehoefte dan dat er ook appartementen met een oppervlakte kleiner dan 60 m² worden gerealiseerd. Bovendien heeft de raad geen rekening gehouden met de tien openbare parkeerplaatsen die komen te vervallen als gevolg van het plan. Deze hadden volgens [appellante] gecompenseerd moeten worden met het plan.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in het plan is geborgd dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, omdat op grond van artikel 5.4 van de planregels voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden gerealiseerd. Dat er tien parkeerplaatsen verdwijnen, heeft volgens de raad geen invloed op de parkeerbehoefte, omdat de Parkeernormennota gemeente Bernheze (hierna: Parkeernormennota) alleen vereist dat voor een nieuw initiatief voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd. De raad betwist bovendien dat deze tien parkeerplaatsen openbaar zijn. Verder mag op grond van de Parkeernormennota worden uitgegaan van dubbelgebruik.
7.2. Vast staat en niet in geschil is dat op grond van de overgangsregeling van de Nota parkeerbeleid gemeente Bernheze de voorheen geldende Parkeernormennota op het plan van toepassing is. Op grond van de Parkeernormennota geldt voor een woning in de bebouwde kom met een oppervlakte van minder dan 60 m² een parkeernorm van 1,3. Voor een woning in de bebouwde kom met een oppervlakte van meer dan 60 m² geldt een parkeernorm van 2. Deze normen zijn niet in geschil.
7.3. De Afdeling stelt vast dat de raad toepassing heeft gegeven aan de Parkeernormennota. De raad heeft de parkeerbehoefte van het plan berekend op basis van 11 appartementen met een oppervlakte kleiner dan 60 m² en 25 appartementen met een oppervlakte groter dan 60 m². De raad komt uit op een parkeerbehoefte van 65 parkeerplaatsen.
7.4. Naar het oordeel van de Afdeling is in het plan geborgd dat er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen om aan de parkeerbehoefte van de in het plan voorziene appartementen te voldoen. In artikel 5.4, onder a, van de planregels is opgenomen dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden gerealiseerd, conform het gemeentelijke parkeerbeleid en de daarbij behorende Parkeernormennota. Dit betekent dat in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien, ook als er alleen appartementen met een oppervlakte groter dan 60 m² worden gerealiseerd. In dat geval dienen er 72 parkeerplaatsen te worden voorzien op eigen terrein. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad inzichtelijk gemaakt dat deze parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd.
De raad hoefde daarnaast geen rekening te houden met het vervallen van tien parkeerplaatsen als gevolg van het plan. De raad heeft op de zitting toegelicht dat de tien parkeerplaatsen waren bestemd voor de bezoekers van de Rabobank, die voorheen in het plangebied gevestigd was. Bij het berekenen van de parkeerbehoefte hoeft geen rekening te worden gehouden met de parkeerbehoefte van functies die voorheen in het plangebied aanwezig waren en met het plan zijn vervallen. Bovendien heeft de raad op de zitting toegelicht dat dubbelgebruik mogelijk is, omdat de parkeerplaatsen niet worden voorzien van een beperking waardoor dubbelgebruik niet mogelijk zou zijn.
Het betoog slaagt niet.
Bergingen
8. [appellante] betoogt dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat er te weinig ruimte is voorzien voor de bergingen. De plantoelichting gaat uit van de omstandigheid dat er een naast eigen bergingen ook gemeenschappelijke bergingen worden gerealiseerd. Het is in het plan echter niet uitgesloten dat alle 36 appartementen worden gebouwd met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m². Op grond van artikel 4.31 van het Bouwbesluit 2012, thans artikel 4.172 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl), dient elke woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m² voorzien te zijn van een eigen berging. Het is volgens [appellante] niet duidelijk of daar op de gronden met de aanduiding "bijgebouwen" voldoende ruimte voor is.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat op de verbeelding voldoende ruimte is voorzien voor de bergingen. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zal vervolgens aan artikel 4.172 van het Bbl worden getoetst en zal de vormgeving van de bergingen nader worden uitgewerkt.
8.2. Naar het oordeel van de Afdeling is niet gebleken dat het plan vanwege de beschikbare ruimte voor de bergingen op voorhand niet uitvoerbaar is. Weliswaar is het mogelijk dat alle 36 appartementen een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m² hebben, zodat er 36 aparte bergingen moeten worden gebouwd, maar er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat geen enkel bouwplan daaraan kan voldoen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
531-1092
Bijlage
Bestemmingsplan Hoofdstraat 45, 47, 47a en 49 & Monseigneur van Oorschotstraat 9, Heeswijk-Dinther
5.4 Parkeren
a. Voor het parkeren gelden de volgende regels:
per bouwperceel dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd, conform het gemeentelijke parkeerbeleid en de daarbij behorende Parkeernormennota gemeente Bernheze;
Bouwbesluit 2012
Artikel 4.31. Aanwezigheid, bereikbaarheid en afmetingen
1 Een woonfunctie heeft als nevenfunctie een niet-gemeenschappelijke afsluitbare bergruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 5 m2 bij een breedte van ten minste 1,8 m en een hoogte daarboven van ten minste 2,3 m.
2 In afwijking van het eerste lid kan bij een woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m2 de bergruimte gemeenschappelijk zijn indien de vloeroppervlakte van de bergruimte ten minste 1,5 m2 per woonfunctie bedraagt.
[…]
Besluit bouwwerken leefomgeving
Artikel 4.172. (aanwezigheid, bereikbaarheid en afmetingen)
1 Een woonfunctie heeft als nevengebruiksfunctie een niet-gemeenschappelijke afsluitbare bergruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 5 m2 en een breedte van ten minste 1,8 m en een hoogte boven de vloer van ten minste 2,3 m.
2 In afwijking van het eerste lid kan bij een woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m2 de bergruimte gemeenschappelijk zijn als de vloeroppervlakte van de bergruimte ten minste 1,5 m2 per woonfunctie bedraagt.
[…]