202406276/2/A3.
Datum uitspraak: 20 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 3 september 2024 in zaak nrs. 23/8881 en 24/1164 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de minister van Defensie.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2023 heeft de minister [verzoeker] op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (hierna: de Wpg) meegedeeld dat zijn gegevens zijn verwerkt in twee mutatierapporten.
Bij besluit van 3 juli 2023 heeft de minister het verzoek van [verzoeker] tot inzage van deze mutatierapporten op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de AVG), afgewezen.
Bij besluit van 29 november 2023 heeft de minister het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 september 2024 heeft de rechtbank het door [verzoeker] ingestelde beroepen tegen de besluiten van 27 juni 2023 en 29 november 2023 ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Ook heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
Inleiding
1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2. [verzoeker] wil van de minister weten of er mutaties zijn opgemaakt van zijn staandehoudingen en wil daarvan een afschrift ontvangen. Hij doet daarbij een beroep op grond van artikel 15 van de AVG. De minister heeft hem meegedeeld dat zijn persoonsgegevens zijn verwerkt in twee mutatierapporten van 22 januari 2023 en 24 februari 2020. De minister heeft van deze mutaties een samenvatting gegeven. Om [verzoeker] tegemoet te komen heeft de minister ook een samenvatting gegeven van een mutatierapport van 2 juni 2020. [verzoeker] is ook uitgenodigd voor een fysieke inzage in de mutatierapporten.
Voorlopige voorziening
3. [verzoeker] wil met zijn verzoek bereiken dat hij afschriften krijgt van de twee mutatierapporten. [verzoeker] stelt dat als hij geen afschrift krijgt van de twee mutatierapporten, de daarin - volgens hem - onjuiste informatie zal worden door verwerkt. Dit zal volgens hem een nadelige invloed hebben op onder andere zijn mentale gezondheid. Ook stelt [verzoeker] dat de twee mutatierapporten binnenkort worden gearchiveerd omdat de verwerkingen al bijna vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden. Hij denkt dat de twee mutatierapporten niet meer kunnen worden gerectificeerd als ze eenmaal zijn gearchiveerd.
4. Het geschil in hoger beroep gaat over de vraag of in dit geval de Wpg van toepassing is of de AVG, en of de minister op grond van de AVG afschriften van de twee mutatierapporten had moeten verstrekken aan [verzoeker]. Het verzoek van [verzoeker] ziet op dezelfde vraag. Deze vraag leent zich niet voor beoordeling in het kader van de voorlopige voorzieningprocedure. Wat [verzoeker] heeft aangevoerd ter motivering van de gestelde spoedeisendheid van zijn verzoek betreft alleen de noodzaak tot versnelde behandeling van zijn hoger beroep. Maar de voorlopige voorzieningenprocedure is niet bedoeld om een versnelde behandeling van het hoger beroep in de hoofdzaak te bewerkstelligen. [verzoeker] kan op dit moment wel inzage in de mutatierapporten krijgen en zijn recht op rectificatie uitoefenen. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat het [verzoeker] niet mogelijk is van deze mogelijkheid tot inzage gebruik te maken. De Afdeling gaat er verder van uit dat de minister, gelet op deze lopende procedure, de twee mutatierapporten niet zal archiveren vóórdat op het hoger beroep is beslist. Daarom is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5. Het verzoek moet als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
6. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Ley-Nell
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024
597-990