ECLI:NL:RVS:2024:5302

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
202407028/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 20 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Deze aanvraag was op 10 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 11 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. Gelet op de belangen die de vreemdeling heeft aangevoerd, heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 december 2024, en de voorzieningenrechter, mr. M. Soffers, heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier, mr. M.C.S. Heinen, vastgesteld.

Uitspraak

202407028/2/V2.
Datum uitspraak: 20 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 juli 2024 in zaak nr. NL24.20212 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 11 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom en gelet op de belangen die de vreemdeling naar voren heeft gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.S. Heinen, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Heinen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024
984