ECLI:NL:RVS:2024:5295

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
202407452/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 19 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 15 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling werd opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. Hiertegen heeft hij beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 4 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. In zijn overwegingen heeft hij vastgesteld dat, gelet op de aangevoerde argumenten, er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, hoewel de voorzieningenrechter verhinderd was om de uitspraak zelf te ondertekenen.

Uitspraak

202407452/2/V1.
Datum uitspraak: 19 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 december 2024 in zaak nr. NL24.21846 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en hem opgedragen om Nederland binnen vier weken te verlaten.
Bij uitspraak van 4 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024
574-1046