ECLI:NL:RVS:2024:5295
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 19 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 15 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling werd opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. Hiertegen heeft hij beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 4 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. In zijn overwegingen heeft hij vastgesteld dat, gelet op de aangevoerde argumenten, er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, hoewel de voorzieningenrechter verhinderd was om de uitspraak zelf te ondertekenen.