ECLI:NL:RVS:2024:5285

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
202407568/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 18 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had op 23 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 12 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling heeft op 15 december 2024 hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat haar voorgenomen overdracht op 19 december 2024 zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, omdat de termijn voor hoger beroep nog niet was verstreken, het noodzakelijk was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de voorgenomen overdracht van de vreemdeling op 19 december 2024 achterwege blijft.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 875,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Uitspraak

202407568/2/V3.
Datum uitspraak: 18 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 12 december 2024 in zaak nr. NL24.41445 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 12 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft op 15 december 2024 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 12 december 2024 en de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat haar voorgenomen overdracht op 19 december 2024 om 11:00 uur achterwege blijft. Alleen al omdat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de voorgenomen overdracht van de vreemdeling op 19 december 2024 achterwege blijft;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024
981