202301375/1/A2.
Datum uitspraak: 18 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (hierna: het college),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 januari 2023 in zaak nr. 21/4175 in het geding tussen:
het college
en
[wederpartij]
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2021 heeft het college de aanvraag voor een vergunning voor het omgezet houden van een zelfstandige woning in vijf onzelfstandige woonruimten ten behoeve van kamerbewoning, afgewezen.
Bij besluit van 24 november 2021 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 januari 2023 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit van 24 november 2021 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 30 maart 2023 heeft het college uitvoering gegeven aan de uitspraak van de rechtbank en het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2024, waar het college, vertegenwoordigd door I. Somonides en E. Veldthuis, en [wederpartij], zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Inleiding
2. [wederpartij] is eigenaar van een bovenwoning aan de [locatie] in Groningen. [wederpartij] stelt dat hij sinds 2005 de vijf kamers in de woning aan vijf verschillende personen verhuurt. Op 19 februari 2020 heeft er een controle plaatsgevonden, waaruit blijkt dat [wederpartij] niet over een vergunning beschikt om zijn woning te verhuren. Hij heeft vervolgens op 23 juni 2021 een vergunning aangevraagd voor het omzetten van een woning voor kamerverhuur. Omdat deze vergunning alleen in uitzonderingsgevallen wordt verleend, namelijk als een pand aan alle (vier) kanten is ingesloten door kamerverhuurpanden en daarvan geen sprake is, is de vergunning niet verleend.
Hoger beroep van het college
3. Het college kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat het college in het licht van artikel 4:84 van de Awb had moeten bezien of het redelijk is [wederpartij] categorisch uit te sluiten van de uitzonderlingscategorie, aangezien hij een bovenwoning bezit, die nooit aan alle vier kanten door bestaande kamerverhuurpanden kan worden ingesloten. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het een bewuste beleidskeuze is geweest om uitsluitend medewerking te verlenen aan omzetting als de woning aan alle (vier) kanten wordt ingesloten door bestaande kamerverhuurpanden. Ter zitting heeft het college dit nogmaals benadrukt en aangegeven dat deze regels ook gelden voor alle andere boven- en benedenwoningen in de gemeente. De woning van [wederpartij] grenst bovendien aan één van de zijden aan een zelfstandige woning. Alleen om die reden voldoet [wederpartij] al niet aan de vereisten van het uitzonderingsgeval, aldus het college.
4. Het betoog van het college slaagt. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom alleen sprake is van het uitzonderingsgeval als een woning aan (alle) vier kanten van de woning door bestaande kamerverhuurpanden wordt ingesloten. Het college heeft het belang van de druk op de woningmarkt redelijkerwijs zwaarder laten wegen dan het belang van woningeigenaren, zoals [wederpartij], die als gevolg van deze beleidskeuze niet voor een omzettingsvergunning in aanmerking kunnen komen.
5. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Tussen partijen is niet in geschil dat de woning van [wederpartij] niet voldoet aan de voorwaarden van het uitzonderingsgeval. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb geen sprake is. Op de zitting is het bestaan van bijzondere omstandigheden aan de orde gesteld. Ook de Afdeling is van oordeel dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit betekent dat de omzettingsvergunning terecht niet is verleend. Doende wat de rechtbank zou moeten, verklaart de Afdeling daarom het beroep tegen het besluit van 24 november 2021 alsnog ongegrond. Dat betekent dat het besluit van het college om de omzettingsvergunning te weigeren in stand blijft.
Besluit 30 maart 2023
6. Bij besluit van 30 maart 2023 heeft het college ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank opnieuw beslist op het bezwaar van [wederpartij]. Dit besluit wordt gelet op artikel 6:19 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24 van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat aan dit besluit de grondslag is komen te ontvallen. Om die reden wordt dat besluit vernietigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen reden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 januari 2023 in zaak nr. 21/4175;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van 24 november 2021, kenmerk 8789510 ongegrond;
IV. vernietigt het besluit van 30 maart 2023, kenmerk 37190-2023.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024
284-1132
BIJLAGE
Wettelijk kader
Huisvestingswet 2014
Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
[…]
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
[…]
Huisvestingsverordening 2019 Gemeente Groningen
Artikel 23 Weigeringsgronden
Een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet kan worden geweigerd als:
a. naar het oordeel van het college het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad met het oog op schaarste, wijkverbetering en leefbaarheid groter is dan het met de onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming gediende belang;
[…]
Huisvestingsverordening 2021
Artikel 23 Weigeringsgronden
Een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet kan worden geweigerd als:
a) naar het oordeel van het college het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad met het oog op schaarste, wijkverbetering en leefbaarheid groter is dan het met de onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming gediende belang;
[…]
Beleidsregels huisvestingsvergunning onttrekking onzelfstandige woonruimte en woningvorming 2019
1. Bijzondere omstandigheden
Voor woningen die door bouwkundige inrichting of bijzondere omstandigheden zich redelijkerwijs alleen nog lenen voor onzelfstandige bewoning of opsplitsing in kleine appartementen en de omgevingstoets geen zwaarwegend argument voor weigering oplevert kunnen worden vergund.
Er is sprake van een dergelijke bijzondere omstandigheid als de woning aan alle (vier) zijden wordt ingesloten door bestaande kamerverhuurpanden.