ECLI:NL:RVS:2024:5237
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake invordering dwangsom door burgemeester Vlaardingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2022, waarin het beroep tegen de invordering van een dwangsom door de burgemeester van Vlaardingen ongegrond werd verklaard. De burgemeester had op 8 september 2021 een last onder dwangsom opgelegd aan [appellant] wegens overtreding van artikel 2.87 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2019. Dit besluit volgde op een rapportage van de politie, waarin werd gesteld dat [appellant] op 7 oktober 2021 opnieuw deze bepaling had overtreden, wat resulteerde in een verbeurde dwangsom van € 10.000.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had vastgesteld dat [appellant] op de betreffende datum met zijn auto op een parkeerterrein aanwezig was met het kennelijke doel om drugs te verhandelen, en dat hij daarmee de openbare orde had verstoord. [appellant] had in zijn hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de eerdere beoordeling door de rechtbank konden weerleggen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 december 2024 ter zitting behandeld, waar de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. F. Amouri en E.J. Vruggink.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 december 2024.