ECLI:NL:RVS:2024:5230

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
202305171/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een toeristisch overstappunt met horeca in Echteld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] en andere tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 juli 2023. De rechtbank had eerder het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, waarbij het ging om de verlening van een omgevingsvergunning aan Lingedelta Vastgoed B.V. voor de bouw van een toeristisch overstappunt (TOP) met kleinschalige horeca aan de Medelsestraat 3 in Echteld. De appellanten, bestaande uit [appellant A] en drie vennootschappen die betrokken zijn bij een tankstation in Tiel, stelden dat zij belanghebbenden zijn en dat de vergunning hen nadelige gevolgen zou kunnen opleveren. De rechtbank oordeelde echter dat [appellant A] geen zicht had op het TOP en dat hij geen significante gevolgen zou ondervinden van het verkeer naar het TOP. Ook [appellante B] en andere werden niet als belanghebbenden aangemerkt, omdat zij niet in hetzelfde marktsegment opereren als het TOP. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bezwaren van de appellanten ongegrond zijn. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellanten geen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305171/1/R1.
Datum uitspraak: 18 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B] en andere (hierna: [appellanten] en andere), gevestigd in Tiel en wonend in Echteld, gemeente Neder-Betuwe,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 juli 2023 in zaak nr. ARN 22/1101 in het geding tussen:
[appellanten] en andere
en
het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2021 heeft het college een omgevingsvergunning aan Lingedelta Vastgoed B.V. verleend voor het bouwen van een toeristisch overstappunt (TOP) met kleinschalige horeca, het aanleggen van omliggende infrastructuur, het aanbrengen van reclame en het aanleggen van een uitweg ter plaatse van Medelsestraat 3 in Echteld.
Bij besluit van 12 januari 2022, verzonden op 13 januari 2022, heeft het college het door [appellanten] en andere daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 11 juli 2023 heeft de rechtbank het door [appellanten] en andere daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] en andere hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Lingedelta heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2024, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.H. Benhadi, advocaat te Nijmegen, en P.G.F. van Gompel, is verschenen. Voorts is ter zitting Lingedelta, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. R. Benhadi voornoemd, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant A] en appellanten [appellante B] en andere vormen een groep die bestaat uit vier appellanten, die samen hoger beroep hebben ingesteld. De appellanten zijn te onderscheiden in [appellant A] die verderop aan de Medelsestraat woont en drie vennootschappen die betrokken zijn bij een aan de [locatie] te Tiel gelegen bemand tankstation.
2.       Op 25 juli 2019 heeft Lingedelta een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend bij het college voor de nieuwbouw van het TOP en omliggende infrastructuur in de oksel van de Medelsestraat en De Diepert te Echteld, plaatselijk bekend als Medelsestraat 3. Ten oosten van de locatie bevindt zich een onbemand Shell tankstation. Dat station en het TOP bevinden zich op korte afstand van de Rijksweg A15. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Tankstation en TOP De Vaalt Echteld", vastgesteld door de raad van de gemeente Neder-Betuwe op 10 december 2020. De beroepen van [appellant A] en van [appellante B] en andere tegen dat bestemmingsplan en de aan Shell verleende omgevingsvergunning voor het tankstation zijn door de Afdeling bij uitspraak van 8 september 2021 ECLI:NL:RVS:2021:2015 ongegrond verklaard.
Bij het besluit op bezwaar van 12 januari 2022 heeft het college de bezwaren van [appellanten] en andere tegen de op 16 maart 2021 verleende omgevingsvergunning voor het TOP niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen belanghebbende zijn als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het tegen die beslissing gerichte beroep van [appellanten] en andere is door de rechtbank in de uitspraak van 11 juli 2023 ongegrond verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat noch [appellant A], noch [appellante B] en andere belanghebbende zijn bij de omgevingsvergunning voor het TOP. Ten aanzien van [appellant A] heeft de rechtbank, kort samengevat, vastgesteld dat het TOP op ongeveer 400 meter afstand is gelegen van het perceel met de woning van [appellant A] aan de Medelsestraat. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat [appellant A] geen zicht van enige betekenis op het TOP heeft en dat hij ook geen gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van het verkeer als gevolg van en naar het TOP, omdat de bezoekers van het TOP veelal vanaf de A15 naar het TOP zullen rijden en niet langs de woning van [appellant A].
Ten aanzien van [appellante B] en andere heeft de rechtbank vastgesteld dat het bemande tankstation aan de [locatie] in Tiel op ongeveer twee kilometer afstand van het TOP is gelegen. De rechtbank heeft voorts, kort samengevat, overwogen dat [appellante B] en andere niet in hetzelfde marktsegment bedrijfsactiviteiten ontplooien als waarin de bedrijfsactiviteiten van het TOP plaatsvinden. Hierdoor hebben [appellante B] en andere geen concurrentiebelang bij de omgevingsvergunning voor het TOP en zijn zij evenmin belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Bespreking hoger beroep
3.       De Afdeling zal, zoals ook de rechtbank heeft gedaan, eerst stilstaan bij de hoger beroepsgronden die specifiek betrekking hebben op [appellant A] en daarna bij die van [appellante B] en andere.
Het hoger beroep van [appellant A]
4.       [appellant A] betoogt in hoger beroep dat hij wel degelijk gevolgen van enige betekenis ondervindt van het TOP omdat hij zicht zal hebben op het gebouw waarin het TOP is gevestigd en omdat hij zal worden geconfronteerd met mogelijke verkeersopstoppingen ter plaatse van het TOP. Het college is van oordeel dat de rechtbank [appellant A] terecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt. De argumenten die het college daarvoor aanvoert zal de Afdeling hierna, voor zover nodig, in haar oordeel betrekken.
5.       De gronden die [appellant A] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in het algemeen zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant A] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 6 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.  Zij voegt daaraan nog het volgende toe.
5.1.    Op de zitting van de Afdeling is, toetsend aan het zichtcriterium, vastgesteld dat het TOP is voorzien op een locatie die is gelegen ten oosten van het onbemande tankstation. Wanneer men komend van het perceel van [appellant A] over de Medelsestraat in de richting van het tankstation rijdt ziet men na circa 400 meter het onbemande tankstation. Het zicht vanuit het perceel van [appellant A] en vanuit de Medelsestraat op het daarachter gelegen TOP wordt voor een niet onaanzienlijk deel weggenomen door de aanwezigheid van het dichterbij gelegen tankstation. De ruimtelijke uitstraling van dat tankstation is bovendien niet onaanzienlijk, gelet op de bouwhoogte en bouwmassa, waaronder de voorziene overkapping, de reeds aanwezige reclame uitingen en de in hoogte afwijkende silo. Deze omstandigheid in combinatie met de niet geringe afstand van circa 400 meter en de aanwezigheid van een forse bomenrij langs de Medelsestraat brengen met zich dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat ten aanzien van [appellant A] geen sprake is van zicht op het TOP van enige betekenis. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college [appellant A] op basis van het zichtcriterium terecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Het betoog faalt.
5.2.    De Afdeling is voorts van oordeel dat [appellant A] ook geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat het TOP tot grote verkeersdrukte en opstoppingen zou kunnen leiden waardoor [appellant A] in dat opzicht feitelijke gevolgen van enige betekenis kan ondervinden. Uit de door het college overgelegde verkeersanalyse van Goudappel Coffeng, welke verkeersanalyse als bijlage 4 is gevoegd bij de toelichting van het bestemmingsplan "Tankstation en TOP De Vaalt, Echteld" (hierna: de verkeersanalyse), volgt dat het TOP en de bijbehorende horecavoorziening naar verwachting maximaal 180 motorvoertuigen per etmaal aan verkeersbewegingen zal genereren tegenover 1.302 van het tankstation. In verhouding tot die van het tankstation is de verkeersgeneratie beperkt. De rechtbank heeft in dat verband terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2015, over het bestemmingsplan "Tankstation en TOP De Vaalt, Echteld" waarin de Afdeling onder 18.1 onder verwijzing naar dezelfde verkeeranalyse onder meer heeft overwogen dat niet is gebleken dat de omliggende wegen het verkeer naar of van het tankstation - en daarmee dus ook niet naar en van het TOP - niet zouden kunnen verwerken. Desgevraagd heeft het college op de zitting voorts verklaard dat zich na de realisering van het tankstation feitelijk geen verkeersproblemen voordoen en dat het niet in de lijn der verwachtingen ligt dat dat anders zal zijn na de ingebruikneming van het TOP. Het betoog faalt eveneens.
Het hoger beroep van [appellante B] en andere
6.       [appellante B] en andere betogen dat op het eigen tankstation te Tiel een horecafunctie is gevestigd vergelijkbaar met die van het TOP. De horecafunctie van het TOP zal na ingebruikname niet volwaardig zijn, althans zal niet volwaardiger zijn te achten dan de horecafunctie bij het tankstation van [appellante B] en andere. In dat verband hebben [appellante B] en andere er op gewezen dat vrachtwagenchauffeurs "al dan niet na het tanken even snel een broodje kunnen scoren", zoals ook gebeurt bij het tankstation van [appellante B] en andere. De omstandigheid dat op het parkeerterrein geen specifieke parkeerplaatsen zijn aangegeven maakt dat niet anders.
6.1        Het college heeft er in het verweerschrift echter terecht op gewezen dat [appellante B] en andere geen feiten en omstandigheden hebben aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat [appellante B] en andere wel werkzaam zijn in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment als het TOP met de bijbehorende horecavoorziening. De omstandigheid dat al dan niet tankende vrachtwagenchauffeurs het TOP zullen gebruiken voor het bestellen van een consumptie maakt dat volgens de Afdeling niet anders. Een dergelijke potentiële incidentele gebeurtenis rechtvaardigt niet de conclusie dat het TOP en het bemande tankstation van [appellante B] en andere daarmee opereren binnen hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment. De doelgroep van het TOP is een andere en richt zich op toeristen, niet op vrachtwagenchauffeurs. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat [appellante B] en andere geen concurrentiebelang hebben bij de omgevingsvergunning van 16 maart 2021 en daarom ook geen belanghebbende zijn als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid van de Awb. Ook dit betoog faalt.
Conclusie
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.T. Grijmans, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Grijmans
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024