ECLI:NL:RVS:2024:5184

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
202407220/1/V2 en 202407220/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en bevestiging uitspraak rechtbank in asielzaak

Op 16 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een asielzaak. De zaak betreft een vreemdeling die op 3 oktober 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. Deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 26 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.W.M. Meulen-Mouwen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de feitelijke overdracht van de vreemdeling binnen de uiterste overdrachtstermijn zou plaatsvinden. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. C.C.W. Lange, in aanwezigheid van griffier L.W. Lagaaij LLM, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202407220/1/V2 en 202407220/2/V2.
Datum uitspraak: 16 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 26 november 2024 in zaak nr. NL24.38665 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 26 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.W.M. Meulen-Mouwen, advocaat in Roermond, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daarnaast heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke overdracht en de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek heeft de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Het bezwaarschrift en het daarmee samenhangende verzoek aan de
voorzieningenrechter van de rechtbank worden aangemerkt als een nadere
onderbouwing van het bij de Afdeling ingediende verzoek.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, ook omdat, anders dan de vreemdeling betoogt, de feitelijke overdracht binnen de uiterste overdrachtstermijn zal plaatsvinden. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024
936