ECLI:NL:RVS:2024:5178
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 24 oktober 2023. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig een besluit had genomen op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit, legde dwangsommen op en veroordeelde de minister tot betaling van proceskosten tot een bedrag van € 209,25.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.M.A. Breuls, heeft in hoger beroep de rechtsvraag opgeworpen over de door de rechtbank toegepaste wegingsfactor voor de proceskostenveroordeling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1253, geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) had toegepast in plaats van 0,5 (licht). De Afdeling heeft de grief van de vreemdeling gegrond verklaard.
In de beslissing heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de minister had veroordeeld tot betaling van € 209,25. De minister is nu veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in zowel het beroep als het hoger beroep, tot een totaalbedrag van € 875,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2024.