ECLI:NL:RVS:2024:5175
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 31 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 9 december 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar op 19 maart 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T.Y. Tsang, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 december 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft in haar uitspraak de motivering van de staatssecretaris overgenomen en de Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is terecht tot haar oordeel gekomen en de Afdeling bevestigt deze uitspraak. Er zijn geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak van de Raad van State bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en de vreemdeling blijft zonder verblijfsvergunning.