ECLI:NL:RVS:2024:5147
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 12 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 27 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 29 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld. In zijn overwegingen heeft hij vastgesteld dat, gelet op de aangevoerde argumenten, er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 12 december 2024, en is daarmee een belangrijke beslissing in het kader van het vreemdelingenrecht.