ECLI:NL:RVS:2024:5133

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
202302845/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verkeersbesluiten van het college van burgemeester en wethouders van Losser met betrekking tot de Hogeboekelweg en Strokappenweg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante], een melkveehouderij gevestigd in Losser, tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had eerder het beroep van [appellante] ongegrond verklaard tegen de verkeersbesluiten van het college van burgemeester en wethouders van Losser, die op 9 maart 2021 waren genomen. Deze besluiten betroffen een verbod voor motorvoertuigen op de Hogeboekelweg en Strokappenweg, met uitzondering voor aanwonenden en exploitatie van aanliggende percelen. Het college had deze maatregelen genomen om de verkeersveiligheid te waarborgen, omdat de Hogeboekelweg smal is en automobilisten zich niet aan de snelheidslimieten houden. [appellante] betoogde dat deze besluiten de bereikbaarheid van zijn landbouwpercelen negatief beïnvloedden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 5 september 2024. Tijdens de zitting zijn zowel [appellante] als het college vertegenwoordigd door hun advocaten. De Afdeling heeft overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeersbesluiten de doelen van de Wegenverkeerswet 1994 dienen, zoals het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg en de verkeersveiligheid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de nadelige gevolgen voor [appellante] niet onevenredig waren in verhouding tot de met de besluiten te dienen doelen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202302845/1/A2.
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd in Losser,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 29 maart 2023 in zaak nr. 21/1987 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Losser.
Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2021 heeft het college de Hogeboekelweg, tussen de Zoekerweg en de Lonneker Markeweg, en de Strokappenweg, tussen de Hogeboekelweg en de gemeentegrens met Enschede, verboden verklaard voor alle motorvoertuigen, uitgezonderd voor aanwonenden en voor de exploitatie van aanliggende percelen. Het college heeft eveneens besloten op de Bredelweg, ter hoogte van de aansluiting op de Kennebroeksweg, een bord met een vooraanduiding van de geslotenverklaring te plaatsen (hierna: verkeersbesluit I).
Bij besluit van 9 maart 2021 heeft het college voor de Hogeboekelweg tussen de kruising met de Broekhoekweg en de bebouwde komgrens van Losser een maximumsnelheid van 30 km/u ingesteld. Daarnaast heeft het college voor de Hogeboekelweg, tussen de kruising met de Lonneker Markeweg en de Zoekerweg, en tussen de Zoekerweg en de bebouwde komgrens van Losser een 30 km/u-zone ingesteld. Verder heeft het college het deel van de Hogeboekelweg tussen de kruising met de Lonneker Markeweg en de Zoekerweg, en het deel van de Hogeboekelweg tussen de Zoekerweg en de kruising met de Broekhoekweg, aangewezen als fietsstraat waar de auto te gast is (hierna: verkeersbesluit II).
Bij besluit van 19 juli 2021 heeft het college verkeersbesluit I voor een deel gewijzigd. Het college heeft het onderbord "uitgezonderd aanwonenden en exploitatie aanliggende percelen" gewijzigd in "uitgezonderd aanwonenden, bezoekers en exploitatie aanliggende percelen". Verder heeft het college voor de Hogeboekelweg, tussen de kruising met de Lonneker Markeweg en de gemeentegrens met gemeente Enschede, een maximumsnelheid van 30 km/u ingesteld.
Bij besluit van 12 oktober 2021 heeft het college het door [appellante] tegen de besluiten van 9 maart 2021 en het besluit van 19 juli 2021 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 5 september 2024, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.T. Fuller, advocaat te Zwolle, en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Korsse, advocaat te Almelo, en M. Heijkoop, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] exploiteert een melkveehouderij aan de [locatie 1] in Losser. Op een andere locatie, aan de [locatie 2] in Enschede, liggen twee landbouwpercelen van hem (hierna: de twee percelen). Deze percelen zijn onder andere via de Hogeboekelweg bereikbaar. De Hogeboekelweg is een verbindingsweg tussen Losser en Enschede. Volgens het college rijden automobilisten op de Hogeboekelweg harder dan is toegestaan en is de weg redelijk smal, waardoor conflicten tussen motorvoertuigen en fietsers ontstaan. Daarnaast is het smalle wegprofiel van de Hogeboekelweg volgens het college niet geschikt om dienst te doen als doorgaande route voor gemotoriseerd verkeer. Daarom heeft het college de verkeersbesluiten genomen. [appellante] is het oneens met de verkeersbesluiten, omdat de twee percelen hierdoor voor hem minder goed bereikbaar zijn.
Juridisch kader
2.       De relevante bepalingen staan in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Uitspraak van de rechtbank
3.       De rechtbank heeft ten eerste overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeersbesluiten de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en c, en de in het tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) genoemde doelen dienen, te weten de belangen van het in stand houden en waarborgen van de bruikbaarheid van de weg, de verkeersveiligheid en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast.
3.1.    Voor zover [appellante] heeft betoogd dat het college zonder goede reden voorbij is gegaan aan het verkeersadvies van de politie, waarin staat dat een maximumsnelheid van 30 km/u niet in overeenstemming is met het wegbeeld ter plaatse en dat handhaving van de maatregelen problematisch zal zijn, heeft de rechtbank overwogen dat het college er voldoende blijk van heeft gegeven acht te hebben geslagen op het advies.
3.2.    Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom het is afgeweken van het advies van de adviescommissie.
3.3.    Over het betoog van [appellante] dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen, heeft de rechtbank overwogen dat dit niet is gebleken. De bezwaren van [appellante] over de verslechterde bereikbaarheid van haar bedrijf zijn door aanvullende maatregelen en voorzieningen voor een groot deel ondervangen. De nadelige gevolgen van de verkeersbesluiten zijn voor [appellante] niet onevenredig in verhouding tot de met die besluiten te dienen doelen. Het college heeft de met de verkeersbesluiten beoogde doelen en belangen zwaarder mogen laten wegen dan de individuele belangen van [appellante].
Hogerberoepsgronden en beoordeling daarvan
Toetsingskader verkeersbesluiten
4.       Het college heeft beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag wat nodig is ter bescherming van de verkeersbelangen genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994. Het college dient dit naar behoren te motiveren. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. Nadat het college heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit niet onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Awb).
Toepassingsvereisten
5.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat met de verkeersbesluiten doelen van artikel 2 van de Wvw 1994 worden gediend. Dat blijkt volgens [appellante] uit een rapport van 31 juli 2020 van De Baan Verkeersadvies, het advies van de politie en de feitelijke situatie ter plaatse.
5.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeersbesluiten de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en c en de in het tweede lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 genoemde doelen, te weten de belangen van het in stand houden en waarborgen van de bruikbaarheid van de weg, de verkeersveiligheid en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, dienen. Het college heeft voldoende gemotiveerd waarom de twee verkeersbesluiten het fietsverkeer bevorderen en waarom het verlagen van de maximumsnelheid naar 30 km/u bijdraagt aan de veiligheid voor fietsers. Het college heeft ter zitting bij de Afdeling toegelicht dat door de verkeersbesluiten de balans tussen fietsers en auto’s in het voordeel van de fietsers zal verschuiven.
Het betoog slaagt niet.
Advies van de bezwarencommissie
6.       [appellante] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom het is afgeweken van het advies van de bezwarencommissie.
6.1.    De grond die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd over het advies van de bezwarencommissie is een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is op die grond gemotiveerd ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder rechtsoverweging 8 e.v. van de uitspraak van de rechtbank opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
Advies van de verkeersadviseur van de politie
7.       [appellante] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college voldoende gemotiveerd van het advies van de verkeersadviseur van de politie is afgeweken. Volgens de verkeersadviseur van de politie is de maximumsnelheid van 30 km/u niet in overeenstemming met het wegbeeld ter plaatse en kan er niet handhavend worden opgetreden.
7.1.    De grond die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd over het advies van de verkeersadviseur van de politie is een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is op die grond gemotiveerd ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. Het college heeft tijdens de zitting van de Afdeling toegelicht dat de verkeersadviseur van de politie zich in zijn advies heeft gebaseerd op het wegbeeld in de oude situatie. In de nieuwe situatie oogt het wegbeeld wel als een 30 km/u zone. Zo is een rode coating op het wegdek aangebracht, is het wegdek verhoogd en zijn ter hoogte van kruisingen borden geplaatst. De Afdeling overweegt dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom het is afgeweken van het advies van de politie. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder rechtsoverweging 7 e.v. van de uitspraak van de rechtbank opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
Belangenafweging
8.       [appellante] betoogt tot slot dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de belangen van [appellante] voldoende heeft meegewogen. De bereikbaarheid van de twee percelen zal door de verkeersbesluiten verslechteren. Daardoor heeft [appellante] een langere reistijd en hogere kosten. De negatieve effecten van de verkeersbesluiten kunnen niet worden ondervangen door een eventuele ontheffing. Daarvoor moeten te veel voertuigen de percelen bereiken. Een ontheffing op adres is niet uitvoerbaar. Daarnaast heeft het college beslissingsruimte bij het verlenen van een ontheffing. Het staat dus nog niet vast dat het college daadwerkelijk een ontheffing aan [appellante] zal verlenen. De rechtbank heeft verder miskend dat alleen een ontheffing kan worden verleend voor het verkeersbord ‘Gesloten voor alle motorvoertuigen’ en niet voor de snelheidsbeperking van 60 km/u naar 30 km/u, terwijl ook de snelheidsbeperking nadeel oplevert, aldus [appellante].
8.1.    De Afdeling overweegt dat het inrichten van de Hogeboekelweg als fietsstraat, het instellen van een maximumsnelheid van 30 km/u en het verboden verklaren van die weg voor gemotoriseerd verkeer, een uitvloeisel is van beleidskeuzes van de gemeente Losser. Het college heeft met de verkeersbesluiten uitvoering gegeven aan een unaniem aangenomen motie van de gemeenteraad om de Hogeboekelweg veiliger te maken voor fietsverkeer, onder meer door ongewenst doorgaand gemotoriseerd verkeer te weren.
8.2.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich in het besluit van 12 oktober 2021 rekenschap heeft gegeven van de negatieve gevolgen van de verkeersbesluiten voor [appellante]. Voor woningen en percelen die net na en voor het gesloten verklaarde deel van de Hogeboekelweg zijn gelegen, geldt dat het verkeer van en naar die percelen en woningen als doorgaand verkeer wordt aangemerkt. Dit betekent dat dit verkeer zal moeten omrijden. Volgens het college levert het omrijden een extra reistijd van één tot vijf minuten op. Hoewel het college deze extra reistijd niet onevenredig acht, heeft het toch besloten dat deze groep in aanmerking komt voor een ontheffing voor de geslotenverklaring. Op basis hiervan is de rechtbank in de overwegingen 9.1 tot en met 9.2 tot de conclusie gekomen dat het college de met de verkeersbesluiten beoogde doelen en belangen zwaarder heeft mogen laten wegen dan de individuele belangen van [appellante]. De Afdeling is het daarmee eens. Ter zitting bij de Afdeling heeft het college bovendien toegezegd dat als [appellante] een aanvraag doet zij, zonder leges te hoeven betalen afhankelijk van wat hij nodig heeft, een zaaksgerichte, naamgerichte, bestemmingsgerichte of adresgerichte ontheffing zal krijgen.
Wat betreft het betoog van [appellante] dat de wijze waarop de weg is ingericht gevaarlijk is voor fietsers, omdat er tussen de rijbaan en de grastegels gleuven kunnen ontstaan, overweegt de Afdeling dat het aan het college als wegbeheerder is om de weg veilig te houden. De Afdeling gaat er daarom van uit dat als er gleuven in de weg ontstaan, het college passende maatregelen neemt
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
10.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024
284-1033
BIJLAGE - Juridisch kader
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 2
1 De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
[…]
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Artikel 87
Door het bevoegd gezag kan ontheffing worden verleend van de artikelen 3, eerste lid, 4, artikel 5, eerste, tweede en achtste lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, 61b, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, C22c, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78 en 81.