ECLI:NL:RVS:2024:513
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 8 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 18 augustus 2023, bepaalde dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG (Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022. De rechtbank Den Haag had eerder, op 13 november 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, maar de vreemdeling ging in hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bulthuis.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op de genoemde datum. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling op 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De staatssecretaris moet nu bepalen hoe hij dit aan de vreemdeling meedeelt.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van de vreemdeling werd gegrond verklaard en het besluit van 18 augustus 2023 werd vernietigd. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.750,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.