ECLI:NL:RVS:2024:5115

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
202302021/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Oosteinderweg 2020 en de functieaanduiding dierenopvang in Aalsmeer

Op 11 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Oosteinderweg 2020" van de gemeente Aalsmeer. Dit bestemmingsplan, dat op 2 februari 2023 door de raad is gewijzigd vastgesteld, maakt het mogelijk om op het perceel Oosteinderweg 66 in Aalsmeer een dierenopvang te exploiteren. De functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dierenopvang" was eerder bij uitspraak van 13 juli 2022 vernietigd, omdat deze niet voldeed aan de richtafstand van 50 meter tot de dichtstbijzijnde woning, zoals voorgeschreven in de VNG-brochure. De raad heeft geprobeerd dit gebrek te herstellen door de functieaanduiding aan te passen, maar de Afdeling oordeelde dat de raad niet deugdelijk had gemotiveerd dat het nieuwe plan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omwonenden waarborgde.

De appellanten, bewoners van de nabijheid van het perceel, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de raad. De Afdeling heeft de zaak op 9 oktober 2024 behandeld. In de uitspraak werd geconcludeerd dat het beroep gegrond was, en het besluit van de raad werd vernietigd voor zover het de functieaanduiding betreft. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de nodige aanpassingen in het elektronisch vastgestelde plan door te voeren. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan de appellanten moest worden terugbetaald, omdat zij geen proceskosten hadden gemaakt.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke ordening en de noodzaak voor de raad om bij het vaststellen van bestemmingsplannen de belangen van omwonenden zorgvuldig af te wegen. De uitspraak heeft ook implicaties voor de toepassing van de nieuwe Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking is getreden.

Uitspraak

202302021/1/R1.
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend in Aalsmeer,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Aalsmeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosteinderweg 2020" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting aan de orde gesteld op 9 oktober 2024.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 15 november 2019 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het bestreden plan maakt het mogelijk om op het zuidelijke deel van het perceel aan de Oosteinderweg 66 in Aalsmeer (hierna: het perceel) ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dierenopvang" (hierna: de functieaanduiding) een dierenopvang te exploiteren. Op het zuidelijke deel van het perceel rust de bestemming "Agrarisch - Tuinbouw". De functieaanduiding beslaat, op een strook van 5 m aan de noordkant na, het gehele vlak met die bestemming. Eerder heeft de raad bij besluit van 4 maart 2021 het bestemmingsplan "Oosteinderweg 2020" vastgesteld, dat voorzag in dezelfde ontwikkeling. Het besluit tot vaststelling van dat bestemmingsplan is bij uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2001, vernietigd voor zover het de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dierenopvang" op het perceel betreft. De raad heeft met het voorliggende bestemmingsplan beoogd om het in die uitspraak geconstateerde gebrek te herstellen.
[appellant] en anderen wonen in de nabijheid van het perceel en kunnen zich niet met het plan verenigen.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
De uitspraak van 13 juli 2022
4.       In de uitspraak van 13 juli 2022 heeft de Afdeling overwogen dat de functieaanduiding op het perceel niet voldeed aan de richtafstand van ten minste 50 m uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) die de raad volgens de plantoelichting aanhield. De afstand tussen de toenmalige functieaanduiding en het dichtstbij gelegen bouwvlak met een woonbestemming op een ander perceel betrof namelijk 45 m. Uitgaande van de VNG-brochure was een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden daarom niet gewaarborgd, aldus de uitspraak van 13 juli 2022. De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan van 4 maart 2021 in zoverre niet deugdelijk was gemotiveerd en heeft dat besluit vernietigd voor zover het de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dierenopvang" voor het perceel Oosteinderweg 66 te Aalsmeer betreft. Dit betekent dat het bestemmingsplan bij de uitspraak van 13 juli 2022 voor het overige in rechte onaantastbaar is geworden. De Afdeling heeft de raad opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat zij in die uitspraak heeft overwogen.
Het herstelbesluit
5.       De raad heeft om het vastgestelde gebrek te herstellen bij het besluit van 2 februari 2023 het bestemmingsplan "Oosteinderweg 2020" gewijzigd vastgesteld. De raad heeft de begrenzing van de functieaanduiding aangepast door de noordelijke grens 5 m naar het zuiden te verleggen. De functieaanduiding is zo kleiner geworden en ligt op ten minste 50 m van het dichtstbijzijnde bouwvlak met een woonbestemming op een ander perceel.
Aantasting van het woon- en leefklimaat
6.       [appellant] en anderen betogen dat ook het nu vastgestelde plan - dat een dierenopvang van 160 m2 mogelijk maakt op een groot deel van het perceel - leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zij wijzen in dit verband op de richtafstanden uit de VNG-brochure. De raad heeft volgens [appellant] en anderen ten onrechte geen rekening gehouden met de mogelijkheid tot vergunningvrij bouwen op de nabijgelegen percelen bij het bepalen van de afstanden.
6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat hij met inachtneming van wat de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 13 juli 2022 de begrenzing van de functieaanduiding heeft verlegd zodat de afstand tussen de functieaanduiding en het dichtstbijzijnde bouwvlak met een woonbestemming ten minste 50 m bedraagt. Volgens de raad is in zoverre een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omwonenden gewaarborgd.
6.2.    De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 juli 2022 onder 10.4 overwogen dat de raad het standpunt heeft mogen innemen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als wordt gewaarborgd dat de afstand tot het dichtstbijzijnde bouwvlak met een woonbestemming op een ander perceel minimaal 50 m bedraagt. De uitspraak van 13 juli 2022 gaat er dus van uit dat in dit geval bepalend is wat de afstand is tussen de functieaanduiding en het dichtstbijzijnde bouwvlak met een woonbestemming op een ander perceel. In bijlage 1 bij de VNG-brochure staat echter dat de richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven of andere milieubelastende functies toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die op grond van het bestemmingsplan of vergunningvrij bouwen mogelijk is. Dit betekent dat de uitspraak van 13 juli 2022 op dit punt niet juist is.
De Afdeling acht het op zichzelf begrijpelijk dat de raad, gegeven de onmiskenbare bewoordingen in de uitspraak van 13 juli 2022, daarop is afgegaan in het nu bestreden besluit en dat hij zonder nadere motivering de grens van het bouwvlak als meetpunt heeft aangehouden. Dat neemt niet weg dat de raad ervan op de hoogte kon en moest zijn dat volgens de VNG-brochure rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid van vergunningvrij bouwen buiten het bouwvlak. Blijkens paragraaf 7.5.1 van de plantoelichting heeft de raad ook bij het nu bestreden besluit die brochure willen hanteren.
Uit het voorgaande volgt dat de raad, ondanks het feit dat hij naar de letter uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van 13 juli 2022, ook in het nu bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat in het bestemmingsplan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omwonenden is gewaarborgd.
Het betoog slaagt.
Conclusie
7.       Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd voor zover het de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dierenopvang" voor het perceel betreft. De overige beroepsgronden van [appellant] en anderen behoeven geen bespreking.
8.       Bij de behandeling van het beroep is naar voren gekomen dat de bewoner van het perceel op wiens instigatie de raad ter plaatse een dierenopvang mogelijk heeft gemaakt, inmiddels is verhuisd. De nieuwe bewoners hebben, hoewel de Afdeling hen daartoe uitdrukkelijk heeft uitgenodigd, geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich voor deze procedure als partij aan te melden. De Afdeling acht het gelet hierop en op de verdere berichtgeving van de raad hierover, voorstelbaar dat de raad inmiddels niet meer hecht aan het mogelijk maken van een dierenopvang op het zuidelijke deel van het perceel. Als dat juist is, is het niet nodig dat de raad een nieuw besluit neemt ter vervanging van het besluit van 2 februari 2023 voor zover dat in deze uitspraak wordt vernietigd. Voor het geval dit niet juist is, wordt het volgende opgemerkt.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, zijn op een nieuw te nemen besluit de Omgevingswet en de daarbij behorende omgevingsrechtelijke regels van toepassing. Dat houdt onder meer in dat niet meer kan worden teruggevallen op het vóór 1 januari 2024 ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan, omdat in het ontwerpbestemmingsplan geen regels zijn gesteld met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
9.       De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
10.     Gelet op de gedeeltelijk onjuiste overweging in de uitspraak van 13 juli 2022 ziet de Afdeling aanleiding om te bepalen dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] en anderen het door hen voor het beroep betaalde griffierecht terugbetaalt.
11.     Er hoeven geen proceskosten te worden vergoed. Hierbij is van belang dat [appellant] en anderen niet op de zitting zijn verschenen en zij voor het opstellen van het beroepschrift geen gebruik hebben gemaakt van een beroepsmatig rechtsbijstandverlener.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer van 2 februari 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosteinderweg 2020", voor zover het de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dierenopvang" voor het perceel Oosteinderweg 66 te Aalsmeer betreft;
III.      draagt de raad van de gemeente Aalsmeer op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
IV.     bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 voor de behandeling van het beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024
195-1099