ECLI:NL:RVS:2024:5113

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
202301520/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na intrekking beroep door Coop Vastgoed B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Boekel tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het college had op 6 december 2021 een verzoek van Coop Vastgoed B.V. om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft Coop Vastgoed B.V. beroep ingesteld, maar dit beroep later ingetrokken. Bij de intrekking verzocht Coop Vastgoed B.V. de rechtbank om het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten en griffierecht. Het college is in hoger beroep gegaan, stellende dat de rechtbank hem ten onrechte had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, omdat het college niet in de gelegenheid was gesteld een verweerschrift in te dienen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het college niet benadeeld is door deze schending van de procedurele regels. De Afdeling bevestigt dat het college aan Coop Vastgoed B.V. is tegemoetgekomen door de documenten alsnog openbaar te maken, wat rechtvaardigt dat het college de proceskosten moet vergoeden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het college wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

202301520/1/A3.
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Boekel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­Brabant van 26 januari 2023 in zaak nr. 22/1093 in het geding tussen:
Coop Vastgoed B.V., gevestigd te Velp,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2021 heeft het college beslist op het verzoek in de zin van artikel 3 van de toenmalige Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) van Coop Vastgoed B.V. Het college heeft daarbij het verzoek afgewezen.
Bij besluit van 25 maart 2022 heeft het college het door Coop Vastgoed B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft Coop Vastgoed B.V. beroep ingesteld.
Coop Vastgoed B.V. heeft het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om het college krachtens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb te veroordelen tot vergoeding van de bij haar opgekomen proceskosten. Bij uitspraak van 26 januari 2023 heeft de rechtbank dat verzoek toegewezen, het college veroordeeld tot vergoeding van de bij Coop Vastgoed B.V. opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.868,00 en bepaald dat het college het door Coop Vastgoed B.V. betaalde griffierecht van € 365,00 vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Coop Vastgoed B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       De bepalingen van de Awb die in deze zaak van toepassing zijn, luiden: Artikel 8:41, zevende lid: "Indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, vergoedt het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht. Artikel 8:75a, eerste lid: "In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. “Artikel 8:75a, tweede lid: "De bestuursrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de bestuursrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden. “Artikel 8:109, tweede lid: "Indien het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft, wordt van het bestuursorgaan een griffierecht geheven dat gelijk is aan het in de eerste lid, onder c, genoemde bedrag."
Hoger beroep
2.       Het college voert in hoger beroep aan dat de rechtbank hem ten onrechte op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb heeft veroordeeld in de vergoeding van de bij Coop Vastgoed B.V. opgekomen proceskosten. Daartoe voert het onder meer aan dat de rechtbank hem niet in de gelegenheid heeft gesteld een verweerschrift als bedoeld in artikel 8:75a, tweede lid, van de Awb in te dienen. Het college stelt zich verder op het standpunt dat het verzoek van Coop Vastgoed B.V. om hem te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten die verband houden met de bezwaar- en beroepsprocedure, had moeten worden afgewezen. Het college betoogt dat het geen besluit heeft genomen waarbij het besluit van 25 maart 2022 waarin het bezwaar van Coop Vastgoed B.V. tegen het besluit van 6 december 2021 ongegrond is verklaard, is ingetrokken. Ook anderszins heeft het college naar zijn zeggen geen afstand genomen van het besluit van 25 maart 2022. Het alsnog verstrekken van de in geding zijnde documenten aan Coop Vastgoed B.V. is naar het college stelt gedaan op andere gronden dan wat Coop Vastgoed B.V. in beroep heeft aangevoerd, te weten met het oog op transparantie en om tot een minnelijke oplossing te komen in de beroepsprocedure. Verder voert het college aan dat een ruimere interpretatie van het begrip "tegemoetkomen" ertoe zou leiden dat het bereiken van een minnelijke oplossing in een procedure wordt bemoeilijkt.
Beoordeling
3.       Gelet op artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Bij brief van 14 november 2022 heeft Coop Vastgoed B.V. het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om het college te veroordelen tot vergoeding van de bij haar opgekomen proceskosten. Volgens artikel 8:75a, tweede lid, van de Awb stelt de bestuursrechter het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft na de intrekking door Coop Vastgoed B.V. op 14 november 2022 het college niet in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Het betoog is op zichzelf terecht voorgedragen.
4.       De Afdeling is evenwel van oordeel dat het college door de schending van artikel 8:75a, tweede lid, van de Awb door de rechtbank niet is benadeeld. Er is daarom geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt. In het hogerberoepschrift van het college staan de redenen waarom het college meent geen proceskosten te hoeven betalen. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat Coop Vastgoed B.V. met haar beroep heeft willen bereiken dat het college de desbetreffende documenten openbaar zou maken, bijvoorbeeld door deze aan haar te verstrekken. Coop Vastgoed B.V. heeft het beroep bij de rechtbank ingetrokken, omdat het college haar bij e-mail van 26 oktober 2022 te kennen heeft gegeven bereid te zijn om de documenten alsnog aan haar toe te sturen. Weliswaar heeft het college daarbij aangegeven dit ‘uit een oogpunt van transparantie’ te doen, maar dat neemt niet weg dat met het verstrekken van de documenten sprake is van openbaarmaking in de zin van de Wob. De Afdeling verwijst in dit verband op rechtsoverweging 2.3.7 van haar uitspraak van 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1316. In het licht daarvan kan niet anders worden geconcludeerd, dan dat het college aan Coop Vastgoed B.V. is tegemoetgekomen zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb en dat aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling. Voor zover het college betoogt dat het verstrekken van de documenten op andere gronden heeft plaatsgevonden dan de gronden die Coop Vastgoed B.V. in beroep heeft aangevoerd, volgt de Afdeling dit evenmin. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat transparantie over besluitvorming onderdeel uitmaakt van het belang van openbaarheid, waartoe de Wob strekt. Voor zover het college zich op het standpunt stelt dat het bereiken van een minnelijke oplossing door een verplichting proceskosten te betalen in een procedure wordt bemoeilijkt, overweegt de Afdeling dat dit uitgangspunt niet kan meebrengen dat de regeling in artikel 8:75a van de Awb opzij wordt gezet. Overigens kan een minnelijke regeling een afspraak bevatten over het niet maken van aanspraak op de vergoeding van proceskosten, maar een dergelijke afspraak is in dit geval niet gemaakt. De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, het college terecht veroordeeld in de bij Coop Vastgoed B.V. opgekomen proceskosten in bezwaar en beroep.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.       Het college moet de in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten van Coop Vastgoed B.V. vergoeden.
7.       Gelet op artikel 8:109, tweede lid, van de Awb wordt van het college griffierecht geheven.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Boekel tot vergoeding van bij Coop Vastgoed B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep ontstane proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Boekel een griffierecht van € 548,00 wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024
195-836