ECLI:NL:RVS:2024:5102

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
202403577/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schrapping uit het Nederlandse kiezersregister van Nederlanders woonachtig in het buitenland in verband met dubbele registratie

Op 1 mei 2024 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag besloten om appellanten te schrappen uit het Nederlandse kiezersregister voor de verkiezingen van de leden van het Europees Parlement op 6 juni 2024. Dit besluit was gebaseerd op informatie dat appellanten ook in Portugal als kiezer geregistreerd stonden, wat in strijd is met de regels die dubbele stemregistratie verbieden. Appellanten, wonend in Portugal, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 25 oktober 2024 hebben zij hun standpunt toegelicht, waarbij zij stelden dat zij niet correct waren geregistreerd in Portugal en dat het college onrechtmatig had gehandeld door hen uit het register te schrappen zonder hen vooraf te informeren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het college op basis van de ontvangen informatie van de Portugese autoriteiten correct heeft gehandeld. De wetgeving, waaronder Richtlijn 93/109/EG, staat niet toe dat iemand meer dan eenmaal zijn stem uitbrengt bij dezelfde verkiezing. De Afdeling oordeelde dat het college niet verantwoordelijk is voor de registratie van kiezers in andere EU-lidstaten en dat het afgaan op informatie van deze landen gerechtvaardigd is. Het beroep van appellanten op het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat zij niet konden aantonen dat hun situatie anders was dan die van andere kiezers.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de besluiten van 1 mei 2024 niet onrechtmatig waren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Uitspraak

202403577/1/A2.
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in [woonplaats] (Portugal),
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluiten van 1 mei 2024 heeft het college [appellanten] geschrapt uit het Nederlandse kiezersregister voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement van 6 juni 2024.
Tegen deze besluiten hebben [appellanten] beroep ingesteld. Ook hebben zij de Afdeling verzocht aan hen schadevergoeding toe te kennen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Kiesraad heeft inlichtingen verschaft.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 25 oktober 2024, waar het college, vertegenwoordigd door N. Pilk, is verschenen. [appellant A] heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting geschorst om [appellanten] in de gelegenheid te stellen een schriftelijk standpunt in te dienen, waarna het college een reactie kan indienen. Partijen hebben daarbij toestemming verleend dat vervolgens het onderzoek kan worden gesloten.
[appellanten] hebben bij brief van 25 oktober 2024 van deze gelegenheid gebuikt gemaakt. Het college heeft daarop bij brief van 6 november 2024 een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
2.       Aan de besluiten van 1 mei 2024 heeft het college ten grondslag gelegd dat [appellanten] bij de gemeente Den Haag voor de aankomende verkiezing van de leden van het Europees Parlement zijn geregistreerd als kiezer buiten Nederland, dat [appellanten] volgens informatie van de Portugese autoriteiten ook in Portugal als kiezer voor deze verkiezing zijn geregistreerd en dat het niet is toegestaan om twee keer te stemmen. Verder is in deze besluiten vermeld dat [appellanten] nog wel hun stem kunnen uitbrengen in Portugal en dat zij als kiezer buiten Nederland geregistreerd blijven voor toekomstige verkiezingen.
3.       [appellanten] hebben bij brief van 28 mei 2024 beroep bij de Afdeling ingesteld. In die brief hebben zij gesteld dat zij in Portugal niet als kiezer voor de aankomende verkiezing van de leden van het Europees Parlement zijn geregistreerd. Verder hebben zij aangevoerd dat de besluiten van 1 mei 2024 niet met de vereiste zorgvuldigheid zijn voorbereid, omdat het college, nadat het op 30 april 2024 informatie uit Portugal had ontvangen, geen contact met hen heeft opgenomen en niet heeft nagedacht over de vraag in hoeverre de Portugese overheid fouten zou kunnen maken. Ook hebben zij benadrukt dat het college onrechtmatig heeft gehandeld door op deze wijze met hun grondwettelijk stemrecht om te gaan.
4.       [appellanten] hebben bij brief van 13 juni 2024 aanvullende gegevens verstrekt. In die brief hebben zij gesteld dat zij op 9 juni 2024 naar het stembureau in Manadas zijn gegaan om een poging te doen om hun stem uit te brengen voor de in Portugal op die dag gehouden verkiezing van de leden van het Europees Parlement. [appellant A] is daarin, anders dan [appellant B], niet geslaagd, omdat zijn naam niet op de lijst van stemgerechtigden was vermeld. Hieruit hebben zij de conclusie getrokken dat zowel de Nederlandse als de Portugese overheid fouten heeft gemaakt. De Nederlandse overheid heeft onvoldoende gecontroleerd of de van de Portugese overheid ontvangen informatie correct is. De Portugese overheid heeft haar registratie van de kiezers voor de verkiezing van de leden van het Europees parlement niet op orde. Van een vriendin hebben zij vernomen dat haar Nederlandse partner, die net als zij met een permanente verblijfsvergunning op de Azoren verblijft, wel in Nederland heeft gestemd. Dit betekent dat zowel in Nederland als in Portugal in strijd met het gelijkheidsbeginsel is gehandeld, aldus [appellanten].
5.       In het verweerschrift van 9 juli 2024 heeft het college onder meer het volgende vermeld.
Op 2 mei 2024 heeft [appellant B] per telefoon contact opgenomen met de gemeente Den Haag. Zij heeft te kennen gegeven dat zij haar twijfels heeft over haar stemrecht in Portugal en dat zij daarover navraag zal doen bij de lokale autoriteiten. Op 17 mei 2024 heeft [appellant B] opnieuw per telefoon contact opgenomen met de gemeente Den Haag, waarbij zij te kennen heeft gegeven dat zij, noch haar echtgenoot op de Portugese kiezerslijst staat. Omdat dit anders is dan de informatie die het college, via het Ministerie van Binnenlandse Zaken, van de Portugese overheid heeft ontvangen, heeft het college [appellanten] gevraagd om dit te laten bevestigen in een document. Als sprake zou zijn van een fout, zou het college een vervangend briefstembewijs kunnen verstrekken. Hierop heeft het college echter geen reactie meer ontvangen.
Het college betreurt het ten zeerste dat [appellant A] niet de mogelijkheid heeft gekregen om zijn stem uit te brengen in Portugal. Het college zal het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vragen om dit verder te onderzoeken en contact op te nemen met de Portugese overheid.
oordeel van de Afdeling over het beroep
6.       In artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (hierna: Richtlijn 93/109/EG) is bepaald dat de communautaire kiezer zijn actief kiesrecht hetzij in de lidstaat van verblijf, hetzij in de lidstaat van herkomst uitoefent en dat niemand meer dan eenmaal zijn stem mag uitbrengen bij eenzelfde verkiezing.
7.       Niet in geschil is dat het college op 30 april 2024, via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van de bevoegde Portugese autoriteiten het bericht heeft ontvangen dat [appellanten] in Portugal zijn geregistreerd als kiezer voor de aankomende verkiezing van de leden van het Europees Parlement. Uit artikel Y 6, derde lid, van de Kieswet volgt dan dwingendrechtelijk dat hun registratie in het Nederlandse kiezersregister voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement van 6 juni 2024 wordt geschrapt. Deze bepaling is imperatief geformuleerd en laat daarom geen ruimte voor beoordeling door het college van de omstandigheden van het geval. Dit betekent dat het college niet tot andere beslissingen had kunnen komen dan het heeft genomen.
Gelet hierop is dan ook niet van belang dat het college voorafgaand aan het nemen van de besluiten van 1 mei 2024 geen contact met [appellanten] heeft opgenomen. Dat laatste valt overigens ook redelijkerwijs niet te verwachten van het college, gelet op de korte termijnen in het verkiezingsproces en het grote aantal Nederlandse kiezers die buiten Nederland, in een andere lidstaat van de Europese Unie, wonen. In het verweerschrift heeft het college vermeld dat voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement 90.357 in het buitenland wonende Nederlanders stonden geregistreerd en dat daarvan in de periode van 3 april 2024 tot en met 22 mei 2024, op grond van informatie uit de betrokken woonlanden, 7.956 kiezers zijn geschrapt. Verder heeft het college uiteengezet dat het niet mogelijk is om in die korte tijd voor een groep van deze omvang te achterhalen welke (lokale) overheid in de betrokken woonlanden verantwoordelijk is voor de registratie van de betrokken kiezer, om contact op te nemen in de taal van dat land om een goede uitvraag te doen en om de registratie met medeweten en naar wens van de kiezer te wijzigen. Het college heeft verder niet het mandaat van de kiezer om namens hem contact op te nemen met de (lokale) overheid om die registratie te laten wijzigen. Volgens het college is controle voorafgaand aan het schrappen van de registratie daarom niet haalbaar.
Het college is niet verantwoordelijk voor de kiezersregistraties in een andere lidstaat van de Europese Unie en heeft geen invloed op de kwaliteit ervan. Naar het oordeel van de Afdeling mag het college in beginsel afgaan op informatie uit de betrokken lidstaten van verblijf, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en het algemeen belang bij het voorkomen dat een kiezer meer dan eenmaal zijn stem uitbrengt bij dezelfde verkiezing, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 93/109/EG. Het ligt op de weg van de betrokken kiezer om aan te tonen dat in zijn geval aanleiding bestaat voor het maken van een uitzondering op dit uitgangspunt.
8.       Voor het geval [appellanten], onder verwijzing naar het belang om het kiesrecht uit te oefenen, een beroep op het evenredigheidsbeginsel doen, slaagt dat beroep niet. Dit zou namelijk neerkomen op het toepassen van het evenredigheidsbeginsel in strijd met de letterlijke tekst van de Kieswet. Omdat de Kieswet een wet in formele zin is, kan daarvoor alleen aanleiding bestaan wanneer zich bijzondere omstandigheden voordoen die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en deze omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene beginselen of (ander) ongeschreven recht, dat die toepassing achterwege moet blijven. Dat is hier niet het geval. [appellanten] hebben daarvoor geen argumenten aangevoerd. [appellant A] heeft niet met documenten van de Portugese overheid aangetoond dat hij, anders dan volgt uit de informatie die het college op 30 april 2024 heeft ontvangen, ten tijde van het nemen van het besluit van 1 mei 2024 niet in Portugal was geregistreerd als kiezer voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement. Omdat, naar tussen partijen niet in geschil is, [appellant B] op 9 juni 2024 in Portugal haar stem heeft uitgebracht voor deze verkiezing, wordt het ervoor gehouden dat deze informatie in haar geval correct is.
9.       Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt evenmin. [appellanten] hebben niet aangetoond dat de betrokken kiezer in het andere geval in Portugal als kiezer voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement was geregistreerd. Het gaat niet om gelijke gevallen.
slotsom
10.     Het beroep is ongegrond.
11.     Omdat, gelet op het voorgaande, de besluiten van 1 mei 2024 niet onrechtmatig zijn, is er geen grond voor het toekennen van schadevergoeding. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
proceskosten
12.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep ongegrond;
II.       wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024
452
BIJLAGE - Wettelijk kader
Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn
Artikel 4
1. De communautaire kiezer oefent zijn actief kiesrecht hetzij in de lidstaat van verblijf, hetzij in de lidstaat van herkomst uit. Niemand mag meer dan eenmaal zijn stem uitbrengen bij eenzelfde verkiezing.
2. (…).
Artikel 9
1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om communautaire kiezers die blijk hebben gegeven van de wil daartoe, de mogelijkheid te bieden tijdig voor de verkiezingen op een kiezerslijst te worden ingeschreven.
2. Om op een kiezerslijst te worden ingeschreven moet een communautaire kiezer dezelfde bewijzen overleggen als een nationale kiezer. Hij moet bovendien een formele verklaring overleggen waarin hij:
a) zijn nationaliteit en zijn adres in het kiesgebied van de lidstaat van verblijf vermeldt,
b) in voorkomend geval aangeeft, op de kiezerslijst van welk onder een lokale overheid ressorterend gebied of van welke kieskring in de lidstaat van herkomst hij de laatste maal was ingeschreven, en
c) verklaart zijn kiesrecht alleen in de lidstaat van verblijf te zullen uitoefenen.
3. De lidstaat van verblijf kan bovendien eisen dat de communautaire kiezer:
a) in diens in lid 2 bedoelde verklaring aangeeft dat hij in de lidstaat van herkomst zijn actief kiesrecht niet verloren heeft,
b) een nog geldig identiteitsbewijs voorlegt,
c) aangeeft sedert wanneer hij in die Staat of in een andere lidstaat verblijft.
4. De communautaire kiezers die op de kiezerslijst zijn ingeschreven, blijven onder dezelfde voorwaarden als de nationale kiezers daarop ingeschreven totdat zij verzoeken daarvan te worden geschrapt, of totdat zij ambtshalve daarvan worden geschrapt omdat zij niet langer aan de voorwaarden voor uitoefening van het actief kiesrecht voldoen.
Artikel 13
De lidstaten wisselen de voor de toepassing van artikel 4 vereiste gegevens uit. Hiertoe zendt de lidstaat van verblijf, op basis van de in de artikelen 9 en 10 bedoelde formele verklaring, binnen een redelijke termijn vóór de verkiezingen, de lidstaat van herkomst de gegevens toe betreffende de onderdanen van deze laatste lidstaat die zijn ingeschreven op de kiezerslijst of die zich kandidaat hebben gesteld. Overeenkomstig zijn nationale wetgeving neemt de lidstaat van herkomst de nodige maatregelen om te voorkomen dat zijn onderdanen in meer dan een lidstaat hun actief en passief kiesrecht uitoefenen.
Kieswet
Artikel D 2
Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage dragen zorg voor een registratie van personen die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben en aan wie kiesrecht toekomt op grond van artikel B 1 en die niet zijn uitgesloten van het kiesrecht op grond van artikel B 5.
Artikel Y 3
De leden van het Europees Parlement worden gekozen door:
a. degenen die op de dag van de kandidaatstelling Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en niet zijn uitgesloten van het kiesrecht;
b. (…).
Artikel Y 5a
In artikel D 2 wordt in plaats van «aan wie kiesrecht toekomt op grond van artikel B 1» gelezen: aan wie kiesrecht toekomt op grond van artikel Y 3, onderdeel a.
Artikel Y 6
1. Voor Nederlanders die hun werkelijke woonplaats in een andere lidstaat hebben, bevat de aanvraag, bedoeld in artikel Y 2 juncto D 3, mede hun verklaring dat zij niet tevens zullen deelnemen aan de verkiezing in de andere lidstaat.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor de verklaring een model vastgesteld.
3. Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage wijzen een aanvraag mede af of verwijderen een persoon mede uit de registratie, bedoeld in artikel Y 2 juncto D 2, indien zij van de lidstaat bericht hebben ontvangen dat de persoon in die lidstaat als kiezer is geregistreerd. De artikelen D 7, D 8 en D 9 zijn van overeenkomstige toepassing op de beslissing van burgemeester en wethouders.