ECLI:NL:RVS:2024:5093

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
202307590/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Gentiaansingel K. Molweg Jubbega en waterhuishouding

Op 11 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Gentiaansingel K. Molweg Jubbega". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Heerenveen op 25 september 2023, voorziet in de mogelijkheid om bestaande huurwoningen te vervangen door nieuwbouw. De appellant, wonend tegenover het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, met de vrees voor nadelige gevolgen voor de waterhuishouding in de omgeving. Hij stelde dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn zienswijze mondeling toe te lichten tijdens een commissievergadering en dat zijn verzoek om uitstel niet is beantwoord.

De Afdeling heeft de zaak op 6 november 2024 ter zitting behandeld, waar zowel de appellant als de raad, vertegenwoordigd door mw. mr. F.R. Kroondijk, aanwezig waren. Accolade, de verhuurder van de woningen en initiatiefnemer van de nieuwbouw, was ook ter zitting vertegenwoordigd. De Afdeling oordeelde dat de raad de procedure correct heeft gevolgd en dat er geen verplichting was om de appellant te horen. De watertoets die aan de vaststelling van het bestemmingsplan ten grondslag lag, wees uit dat er geen compenserende maatregelen nodig waren, en de raad heeft de bezwaren van de appellant niet onderbouwd met deskundige rapportages.

De overige gronden van de appellant, waaronder verkeer, parkeren en bouwhoogte, werden eveneens door de raad weerlegd. De Afdeling concludeerde dat het beroep van de appellant ongegrond was en dat de raad geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak bevestigt dat het bestemmingsplan zorgvuldig is voorbereid en dat de belangen van de betrokken partijen adequaat zijn afgewogen.

Uitspraak

202307590/1/R3.
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Jubbega, gemeente Heerenveen,
appellant,
en
de raad van de gemeente Heerenveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Gentiaansingel K. Molweg Jubbega" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2024, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mw. mr. F.R. Kroondijk, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Accolade, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is. Het ontwerpplan is op 20 april 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Bij besluit van 25 september 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Gentiaansingel en K. Molweg, Jubbega" vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet voor de K. Molweg in de mogelijkheid om bestaande huurwoningen te vervangen door twee keer vier rijwoningen en één keer drie rijwoningen. [appellant] woont tegenover het plangebied en vreest in het bijzonder nadelige gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding in en rond het plangebied ter hoogte van de K. Molweg. Accolade is verhuurder van woningen in het plangebied en initiatiefnemer tot sloop en vervanging van deze woningen door nieuwbouw.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Procedurele bezwaren
4.       [appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat de raad hem onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn zienswijze mondeling toe te lichten tijdens een commissievergadering. Op zijn verzoek om het horen door deze commissie uit te stellen heeft hij geen reactie ontvangen.
4.1.    De raad heeft naar voren gebracht dat [appellant] vier weken voor de commissievergadering de reactie op zijn zienswijze heeft ontvangen. Zijn reactie daarop met het verzoek om uitstel is door deze commissie besproken. Uitgaande van deze gang van zaken is het 'Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de door de raad ingestelde commissies van de gemeente Heerenveen 2023' in acht genomen.
4.2.    De Afdeling stelt voorop dat de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, waarmee het besluit is voorbereid, de raad niet verplicht een indiener van zienswijzen voor het nemen van het besluit te horen. Voorts is niet gebleken dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het toepasselijke reglement van orde in acht is genomen. De Afdeling ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat het bestemmingsplan onzorgvuldig is voorbereid. Het betoog slaagt niet.
Waterhuishouding
5.       Blijkens de toelichting ter zitting heeft [appellant] zich op het standpunt gesteld dat de vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot een verergering van de problemen met betrekking tot de waterhuishouding in en rond het plangebied. Hij heeft in dat kader gewezen op in het verleden verrichte grondwerkzaamheden, zoals de demping van een sloot nabij het plangebied, waardoor ook nu al sprake is van wateroverlast.
5.1.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat aan de vaststelling van het bestemmingsplan een watertoets vooraf is gegaan. De conclusie van deze watertoets is dat er geen compenserende maatregelen getroffen hoeven te worden, omdat er geen toename van de verharding plaatsvindt. Naar aanleiding van de zienswijze van [appellant] is bovendien de ontwerpnotitie waterhuishouding op 20 november 2023 door Avecco de Bondt opgesteld. In deze notitie staat in detail beschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de waterhuishoudkundige inpassing van de in het bestemmingsplan voorziene woningen. De raad ziet in deze notitie de bevestiging dat de aan het plan ten grondslag gelegde watertoets toereikend is. Ter zitting heeft Accolade bevestigd dat de in deze notitie beschreven werkzaamheden ook daadwerkelijk bij de uitvoering zullen worden verricht. [appellant] heeft de door hem naar voren gebrachte bezwaren tegen de watertoets en de ontwerpnotitie niet onderbouwd met een deskundige tegenrapportage. Met betrekking tot het standpunt van [appellant] dat de verstening zal toenemen heeft de raad cijfermatig toegelicht dat het bestemmingsplan zal leiden tot een afname van de verstening ten opzichte van de bestaande situatie.
5.2.    De Afdeling ziet geen aanleiding om op basis van hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht wat ter zitting door Accolade met verwijzing naar de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden is weersproken te oordelen dat het bestemmingsplan onzorgvuldig is voorbereid. Het betoog slaagt niet.
Overige gronden
6.       De overige door [appellant] aangevoerde gronden hebben betrekking op verkeer en parkeren, de bouwhoogte en planschadeverzoeken. Met betrekking tot verkeer en parkeren heeft de raad verduidelijkt dat de weg, waarop de bezwaren van [appellant] zijn gericht, zal worden heringericht en dat voorzien zal worden in parkeerplaatsen. Met betrekking tot de bouwhoogte heeft de raad opgemerkt dat het vorige bestemmingsplan vergelijkbare bouwhoogtes mogelijk maakte. Met betrekking tot de stelling dat niet alleen [appellant] maar ook andere belanghebbenden verzoeken zullen indienen tot vergoeding van planschade heeft de raad naar voren gebracht dat deze verzoeken op hun merites zullen worden beoordeeld. Op voorhand hoeft niet gevreesd te worden dat het plan daardoor niet uitvoerbaar zal zijn. Het plan zal eerder leiden tot een aanzienlijke opwaardering van de leefomgeving dan tot een verslechtering daarvan. Ter zitting heeft [appellant] niet kenbaar gemaakt waarin de reactie van de raad op de door [appellant] naar voren gebrachte gronden tekortschiet. De Afdeling ziet geen aanleiding om de reactie van de raad op deze gronden als ontoereikend aan te merken. Deze betogen slagen niet.
Conclusie
7.       Het beroep is ongegrond.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep van [appellant] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van A. Sandanam, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sandanam
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024