202207132/1/R1.
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Heumen,
appellant,
en
de raad van de gemeente Heumen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, recreatiecentrum Heumens Bos" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Recreatiecentrum Heumens Bos B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 29 november 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.A.M. van Hoorn, advocaat te Eindhoven, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door N.J.A. Arts, zijn verschenen. Verder is op zitting Recreatiecentrum Heumens Bos B.V., vertegenwoordigd door mr. J.J.H. Hulshof, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet (hierna: Ow) en de Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw Ow) in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Iw Ow blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 16 november 2020 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het recreatiecentrum Heumens Bos (hierna: het recreatiecentrum) ligt aan de Vosseneindseweg 46 in Heumen en wordt geëxploiteerd door Recreatiecentrum Heumens Bos B.V. Het plan voorziet in het realiseren van een nieuwe verkeersveilige verkeersontsluiting en vervangende nieuwbouw van het centrale faciliteitengebouw op de gronden ten westen van het bestaande recreatiecentrum. In het nieuwe centrale faciliteitengebouw komen op de verdieping ook hotelkamers waardoor het recreatieaanbod van het recreatiecentrum wordt verbreed. Ook wordt voorzien in een landschappelijke inpassing en worden parkeervoorzieningen aangebracht. Vanwege de wens om één eenduidige planologische regeling voor het gehele recreatiecentrum te hebben, is ook het bestaande terrein van het recreatiecentrum meegenomen in dit plan. Inhoudelijk worden geen significante wijzigingen beoogd.
[appellant] woont aan de [locatie] in Heumen direct naast het plangebied. In 2012 heeft hij het in het vorige bestemmingsplan "Buitengebied Heumen 2009" als agrarisch bestemde kadastrale perceel met nummer 809 verkocht aan Recla Beheer B.V., die eigenaar is van het recreatiecentrum. Volgens hem is het perceel verkocht onder de voorwaarde dat daar geen recreatie mocht plaatsvinden en is het plan daarmee dus niet in overeenstemming.
Inhoudelijk
3. [appellant] betoogt dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van het plan in de weg staat, omdat het gebruik van het kadastrale perceel met nummer 809 voor hotelkamers in strijd is met de vastgelegde afspraken tussen hem en de eigenaar van het recreatiecentrum.
In dat kader heeft [appellant] toegelicht dat hij in het verleden het kadastrale perceel met nummer 809 heeft verkocht aan de eigenaar van het recreatiecentrum in verband met de verbetering van de ontsluiting van dat recreatiecentrum. Met de aankoop van die grond beoogde de eigenaar volgens hem het verplaatsen van de in- en uitrit van het recreatiecentrum, de uitbreiding van parkeergelegenheid, het verplaatsen van de slagbomen en het realiseren van een receptiegebouw. [appellant] heeft met deze eigenaar een overeenkomst gesloten waarbij deze afspraken zijn vastgelegd. In de akte van levering van 22 juni 2012 is verder opgenomen dat het aanleggen/hebben/houden/in stand houden van kampeerplaatsen op het kadastrale perceel met nummer 809 niet is toegestaan. De ratio hierachter is dat hij kon instemmen met de voorgenomen ontwikkelingen, maar niet kon instemmen met recreatie op dat perceel.
3.1. Uit de verbeelding volgt dat aan het overgrote deel van het kadastrale perceel met nummer 809 de bestemming
"Recreatie - Verblijfsrecreatie" is toegekend met de functieaanduidingen "recreatiewoning" en "specifieke vorm van recreatie - 1".
Artikel 4.1 van de planregels luidt: "De voor
'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieve activiteiten in de vorm van:
a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning": maximaal 352 recreatiewoningen en stacaravans;
b. maximaal 204 toeristische plaatsen ten behoeve van toercaravans en tenten;
c. maximaal 33 hotelkamers;
[…]."
Artikel 4.3.1 luidt: "Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie -1" wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
a. recreatiewoningen en stacaravans;
b. toeristische standplaatsen;
c. buitenactiviteiten voor en met gasten, zoals bijvoorbeeld kampvuur en speeltuin."
3.2. Uit paragraaf 3.1 van de plantoelichting volgt dat
Recreatiecentrum Heumens Bos B.V. voornemens is om het bestaande en verouderde centrale hoofdgebouw te vervangen door nieuwbouw. Alle voorzieningen die momenteel aanwezig zijn, komen weer terug in de nieuwbouw. Door de efficiëntere indeling wordt de service van de gasten sterk verbeterd, maar ook is een veel doelmatiger bedrijfsvoering mogelijk. Naast de bestaande voorzieningen worden de bedrijfsactiviteiten uitgebreid met een hotelfunctie en vergader-/congresfaciliteiten waardoor het bedrijf beter kan renderen en toekomstbestendiger wordt. In het nieuwe gebouw worden om die reden 33 hotelkamers gerealiseerd. De bestaande planologische mogelijkheden voor 352 recreatiewoningen en stacaravans en 204 toeristische plaatsen ten behoeve van toercaravans en tenten blijven gehandhaafd en worden niet uitgebreid. Daarnaast zal de verkeerssituatie vanaf de openbare weg en op het terrein zelf verbeterd worden en zullen aanvullende parkeervoorzieningen gerealiseerd worden. Om ruimte te bieden aan al deze aanpassingen is het naastgelegen kadastrale perceel met nummer 809 aangekocht. Dit perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 1 hectare. Op dit perceel zijn op basis van de afspraken bij de koopovereenkomst geen recreatiewoningen, stacaravans en toeristische standplaatsen toegestaan, maar ook geen buitenactiviteiten voor en met gasten, zoals een kampvuur en speeltuin.
3.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957. 3.4. De door [appellant] genoemde akte van 22 juni 2012 is de leveringsakte voor het kadastrale perceel met nummer 809 die de eigenaar van het recreatiepark in 2012 heeft gekocht. Aan de leveringsakte is een lijst met gemaakte afspraken gehecht. Daarin staat onder meer dat op dat perceel geen buitenactiviteiten voor en met gasten, zoals een kampvuur en speeltuin, zullen plaatsvinden. In die akte is ook een erfdienstbaarheid opgenomen die onder meer inhoudt dat het aanleggen/hebben/houden/in stand houden van kampeerplaatsen op het perceel niet is toegestaan. Volgens [appellant] moeten hieronder ook hotelkamers worden verstaan. De raad en Recreatiecentrum Heumense Bos B.V. betwisten dat. Gelet op tekst van de erfdienstbaarheid en de discussie over de betekenis daarvan, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen zo duidelijke privaatrechtelijke belemmering is dat verwezenlijking van het plan niet mogelijk is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Driessen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024
634