202302367/3/R4.
Datum uitspraak: 9 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Wijchen,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Wijchen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Lambrasse" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 1 februari 2024, waar [verzoekster], via een videoverbinding vertegenwoordigd door mr. M.R.A. Arntz, rechtsbijstandverlener in Leusden, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.J. Gerritsen, advocaat in Nijmegen, en Y. Sieuwerts, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting [partij] en anderen, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat in Nijmegen, en [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 13 februari 2020 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Voorlopig karakter oordeel
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
3. Het plangebied ligt tussen de Hernenseweg en de A326. Het plan maakt onder meer woningen mogelijk. Die woningen zijn al met een vrijstelling op grond van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening gebouwd. [verzoekster] woont in een van die woningen.
De gronden in het plangebied ten westen van de woningen hadden een agrarische bestemming. Het bestemmingsplan geeft aan die gronden de bestemming "Gemengd". Op grond van artikel 3.1.1 van de planregels zijn in die bestemming een congres- en vergadercentrum, horeca in categorie 1, categorie 2 en/of categorie 5, en leisure toegestaan.
[verzoekster] is bang voor geluidsoverlast als gevolg van de activiteiten die zijn toegestaan in de bestemming "Gemengd". Omdat er inmiddels aanvragen om een omgevingsvergunning zijn gedaan voor het bouwen van een foodcourt en het verbreden van een uitweg en het aanpassen van een weg in het plangebied, heeft zij de voorzieningenrechter verzocht het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te schorsen.
Beoordeling verzoek
4. [verzoekster] betoogt dat het akoestisch rapport dat de raad aan het bestemmingsplan ten grondslag heeft gelegd, niet deugdelijk is. Volgens haar wordt er in dat rapport ten onrechte van uitgegaan dat de snelheid op de Hernenseweg tussen de Randweg Noord en de oprit naar de A326 wordt verlaagd naar 50 km per uur door de verlegging van de grens van de bebouwde kom. Ook voert zij aan dat in het rapport ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de geluidhinder van de activiteiten zelf die zijn toegestaan in de bestemming "Gemengd" en dat er geen rekening mee is gehouden dat er tussen die bestemming en haar woning water ligt, waardoor het geluid van de activiteiten nog beter hoorbaar zal zijn bij haar woning.
4.1. De raad heeft op de zitting toegelicht dat het akoestisch rapport niet is opgesteld om de geluidhinder bij de woningen ten oosten van de bestemming "Gemengd" te beoordelen. Hij heeft de geluidhinder voor die woningen beoordeeld aan de hand van de richtafstanden van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In paragraaf 5.8 van de toelichting bij het bestemmingsplan staat dat de activiteiten die zijn toegestaan vallen onder categorie 1 en 2 bedrijven en voorzieningen. Dit betekent dat een afstand van 30 m moet worden aangehouden tussen het perceel van de bedrijfsactiviteiten en de omliggende woningen. Volgens de plantoelichting wordt die afstand in acht genomen, zodat er geen belemmeringen zijn voor de voorgestane ontwikkeling.
4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht de raad aansluiting zoeken bij de richtafstanden van de VNG voor de beoordeling of de ruimtelijke gevolgen van de toegestane bedrijfsactiviteiten aanvaardbaar zijn. [verzoekster] heeft op de zitting bevestigd dat wordt voldaan aan de richtafstand tot haar woning. Gelet hierop mocht de raad zich op het standpunt stellen dat de geluidhinder bij de woning van [verzoekster] als gevolg van de bedrijfsactiviteiten aanvaardbaar is. De voorzieningenrechter betrekt hierbij ook dat de westelijke gevel van haar woning - die is gericht op de voorziene horecabedrijven - feitelijk is voorzien van een dove gevel. Het akoestisch rapport is niet opgesteld om de geluidhinder bij de woningen ten oosten van de bestemming "Gemengd" te beoordelen. De gebreken in dat rapport zijn daarom niet van belang voor de beoordeling of de geluidhinder bij de woning van [verzoekster] aanvaardbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Gelet op wat hiervoor is overwogen, bestaat aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Van Roessel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024
457