ECLI:NL:RVS:2024:4987

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
202401796/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelatingsbeslissing en administratief beroep tegen het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam

In deze zaak gaat het om een administratief beroep van [appellant] tegen de beslissing van het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (CvB) van 7 februari 2024, waarin zijn bezwaar tegen de toelatingsbeslissing van de decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde niet-ontvankelijk werd verklaard. De decaan had op 26 juli 2023 aan [appellant] laten weten dat hij was toegelaten tot het schakelprogramma Actuariële Wetenschappen voor het studiejaar 2023-2024. Op 18 september 2023 besloot [appellant] om te stoppen met het schakelprogramma en vroeg hij de studentenadministratie of hij andere vakken mocht volgen. Toen dit niet mogelijk bleek en het collegegeld niet gerestitueerd kon worden, stelde hij op 15 november 2023 administratief beroep in tegen de toelatingsbeslissing. De universiteit vroeg op 16 november 2023 om verduidelijking over de beslissing waartegen hij in beroep ging, waarop [appellant] bevestigde dat zijn beroep zich richtte tegen de toelatingsbeslissing van de decaan.

Het CvB verklaarde het administratief beroep van [appellant] als bezwaar en wees dit af, onder verwijzing naar de termijnoverschrijding van zes weken. [appellant] betoogde dat het CvB onbevoegd was om te beslissen op zijn administratief beroep, aangezien het College van Beroep voor de Examens (CBE) bevoegd was. De Raad van State oordeelde dat het CvB inderdaad onbevoegd had beslist, omdat het toelatingsbesluit onder de bevoegdheid van het CBE viel. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van het CvB en droeg het CBE op om binnen 10 weken een beslissing te nemen op het administratief beroep van [appellant]. Tevens werd het CvB gelast om het griffierecht aan [appellant] te vergoeden.

Uitspraak

202401796/1/A2.
Datum uitspraak: 4 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het CvB),
verweerder
Procesverloop
Bij beslissing van 26 juli 2023 heeft de decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde aan [appellant] laten weten dat hij is toegelaten tot het schakelprogramma Actuariële Wetenschappen voor het studiejaar 2023-2024.
Bij beslissing van 7 februari 2024 heeft het CvB het door [appellant] daartegen ingestelde bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen binnen de gestelde termijn heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, heeft de Afdeling het onderzoek gesloten (artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb).
Overwegingen
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
2.       Bij beslissing van 26 juli 2023 is [appellant] toegelaten tot het schakelprogramma Actuariële Wetenschappen voor het studiejaar 2023-2024. Op 18 september 2023 heeft hij besloten om te stoppen met het schakelprogramma. Naar aanleiding hiervan heeft hij de studentenadministratie van de UvA gevraagd of hij andere vakken zou mogen volgen, buiten het programma van het schakeltraject. Toen dit niet mogelijk bleek en hij van de Admissions Office bovendien bericht kreeg dat het collegegeld niet gerestitueerd kon worden, heeft hij op 15 november 2023 administratief beroep ingesteld tegen de toelatingsbeslissing.
3.       Omdat het voor de UvA niet duidelijk was tegen welke beslissing [appellant] opkwam, heeft de universiteit hem dit in de mail van 16 november 2023 gevraagd. [appellant] heeft per ommegaande te kennen gegeven dat zijn administratief beroep zich richtte tegen de beslissing van de decaan om hem toe te laten tot het schakelprogramma. Het CvB heeft vervolgens het administratief beroep van [appellant] als bezwaar in behandeling genomen en dit bezwaar, onder overneming van het advies van de geschillenadviescommissie studentenbezwaren van 5 februari 2024, niet-ontvankelijk verklaard. Aan de niet-ontvankelijkverklaring heeft het CvB ten grondslag gelegd dat [appellant] ruim buiten de bezwaartermijn van zes weken, die in de rechtsmiddelenclausule onder de beslissing stond vermeld, heeft gereageerd. Volgens het CvB is geen sprake van omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend.
4.       [appellant] betoogt dat het CvB onbevoegd heeft beslist op zijn administratief beroep. Hij stelt dat het College van Beroep voor de Examens (hierna: het CBE) van de UvA had moeten beslissen op zijn administratief beroep.
4.1.    Het betoog slaagt. Het toelatingsbesluit is een besluit als bedoeld in artikel 7.30e van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Uit artikel 7.61, eerste lid, aanhef en onder c, van deze wet volgt dat het CBE bevoegd is ten aanzien van deze beslissingen. Ook artikel 2.4, derde lid, van de Onderwijs- en Examenregeling van de master Actuarial Science and Mathematical Finance vermeldt deze rechtsgang als de te volgen procedure, evenals de rechtsmiddelenclausule onder de beslissing van 7 februari 2024. Het CvB heeft de beslissing van 7 februari 2024 derhalve onbevoegd genomen.
5.       Het beroep is gegrond. De Afdeling zal de beslissing van het CvB van 7 februari 2024 vernietigen en het administratief beroep doorzenden aan het CBE voor verdere behandeling.
6.       Het CvB hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt de beslissing van het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam van 7 februari 2024, met kenmerk 2024cu0192;
III.      draagt het college van beroep voor de examens van de Universiteit van Amsterdam op om binnen 10 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen hierin is overwogen een beslissing te nemen op het door [appellant] ingediende administratief beroep;
IV.     gelast dat het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 51,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024
705-1128
BIJLAGE
Wettelijk kader
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.30e Premasters
Indien de betrokkene niet voldoet aan de toelatingseisen, bedoeld in de artikelen 7.30b of 7.30c, en van hem redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daaraan binnen een redelijke termijn alsnog kan voldoen, wordt hem de mogelijkheid geboden, de tekortkoming weg te nemen en alsnog aan de toelatingseisen te voldoen.
Artikel 7.61 Bevoegdheid college van beroep voor de examens
1        Het college van beroep voor de examens is bevoegd ten aanzien van de volgende beslissingen:
(…)
c. beslissingen, niet zijnde besluiten van algemene strekking, genomen op grond van het bepaalde bij of krachtens titel 2 van dit hoofdstuk, met het oog op de toelating tot examens,
(…)