ECLI:NL:RVS:2024:4962

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
BRS24000421
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen de minister van Asiel en Migratie

Op 5 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 11 november 2024 het beroep van een vreemdeling gegrond verklaard en de minister opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank mogelijk niet in stand blijft. Dit heeft geleid tot de beslissing om de voorlopige voorziening te treffen, waardoor de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank wordt opgeschort. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de beslissing in hoger beroep.

Uitspraak

BRS.24.000421
Datum uitspraak: 5 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 16 juli 2024 en haar einduitspraak van 11 november 2024 in zaak nr. NL24.6991 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij tussenuitspraak van 16 juli 2024 heeft de rechtbank de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om nadere stukken te overleggen.
Op 15 augustus 2024 heeft de vreemdeling nadere stukken overgelegd, waarop de minister bij brief van 8 oktober 2024 heeft gereageerd.
Bij uitspraak van 11 november 2024 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen vier weken een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening. Omdat de voorzieningenrechter van de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in beroep heeft toegewezen, heeft het treffen van de voorlopige voorziening in hoger beroep tot gevolg dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na bekendmaking van deze uitspraak (uitspraken van de Afdeling van 22 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4198 en ECLI:NL:RVS:2023:4199).
3.De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2024
872