ECLI:NL:RVS:2024:4957

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
202305555/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar exploitatievergunning Midden-Delfland

Op 26 november 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen de burgemeester van Midden-Delfland. Het hoger beroep betreft een besluit van 8 april 2022, waarbij de burgemeester een exploitatievergunning heeft verleend aan een derde-belanghebbende. Het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit werd op 27 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag had op 27 juli 2023 het beroep van [appellant] tegen deze niet-ontvankelijk verklaring ongegrond verklaard.

Tijdens de openbare zitting op 26 november 2024, waar [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, werd de zaak behandeld door Staatsraad mr. C.H.M. van Altena. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoerde, waren een herhaling van eerder aangevoerde argumenten en de rechtbank had al duidelijk gemaakt waarom deze niet slagen.

De Afdeling voegde toe dat de datum van bekendmaking van het besluit op 12 april 2022 stond, wat betekent dat de bezwaartermijn op 13 april 2022 begon en eindigde op 24 mei 2022. De indiening van het bezwaarschrift op 1 juni 2022 was te laat en niet verschoonbaar. Daarom was de burgemeester gerechtigd om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren en af te zien van een hoorzitting. De Afdeling verklaarde het hoger beroep ongegrond en oordeelde dat de burgemeester geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202305555/1/A3.
Datum uitspraak: 26 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 juli 2023 in zaak nr. 22/6711 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Midden-Delfland (hierna: de burgemeester).
Openbare zitting gehouden op 26 november 2024 om 14:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: mr. M. van Duijvenbode
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat in Den Haag, en vergezeld door [gemachtigde];
de burgemeester, vertegenwoordigd door A. Salah.
Bij besluit van 8 april 2022 heeft de burgemeester aan een derde-belanghebbende een exploitatievergunning verleend. Het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar is op 27 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 juli 2023, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 27 december 2022 ongegrond is verklaard.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Motivering
-         De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert, zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft in haar uitspraak uitgelegd waarom die gronden niet slagen. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5 van de uitspraak opgenomen overweging, waarop dat oordeel is gebaseerd.
-         De Afdeling voegt daar nog aan toe dat de datum van 12 april 2022 in de publicatie van het besluit staat. Ook de bezwaartermijn van 6 weken staat daarin. Onder die omstandigheden had [appellant] uit moeten gaan van bekendmaking van het besluit op 12 april 2022, zodat de bezwaartermijn op 13 april 2022 is begonnen en is geëindigd op 24 mei 2022.
-         De te late indiening van het bezwaarschrift op 1 juni 2022 is niet verschoonbaar. De burgemeester heeft daarom het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en mogen afzien van horen. Het hoger beroep is ongegrond.
-         De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Duijvenbode
griffier
1081