ECLI:NL:RVS:2024:4931
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Spanje
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 november 2024 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 14 oktober 2024 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 22 november 2024 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Spanje op 2 december 2024 achterwege blijft, totdat er op het hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling zijn verzoek had ingediend, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De voorzieningenrechter weegt de belangen van zowel de minister als de vreemdeling mee in zijn beslissing. De verantwoordelijkheid van Spanje voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming was vastgesteld op basis van de Dublinverordening, en de overdrachtstermijn verstrijkt op 13 december 2024. De voorzieningenrechter concludeerde dat de overdracht geen onomkeerbare gevolgen heeft en dat, mocht Nederland uiteindelijk verantwoordelijk blijken te zijn, de vreemdeling vanuit Spanje kan worden teruggeleid naar Nederland.
Uiteindelijk werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen en werd bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.