ECLI:NL:RVS:2024:4921

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
202405083/2/R2 en 202405083/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J. Gundelach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hofsteeg Nistelrode en de strijdigheid met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 4 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Hofsteeg (tegenover [locatie]), Nistelrode". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Bernheze op 23 mei 2024, maakt de bouw van een ruimte-voor-ruimtewoning mogelijk. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant en [verzoeker sub 2] hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, omdat zij van mening zijn dat het bestemmingsplan in strijd is met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) en het gemeentelijke beleid. Zij betogen dat de locatie niet geschikt is voor de beoogde woning en dat het onderzoek naar de aanwezigheid van dassen onvolledig is.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 24 oktober 2024. Tijdens de zitting zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder vertegenwoordigers van het college van GS en de raad van de gemeente Bernheze. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de IOV, omdat de locatie als aanvaardbaar kan worden aangemerkt. De raad heeft voldoende onderbouwd dat de ruimte-voor-ruimtewoning past binnen de bebouwingsconcentratie Donzel en dat de landschappelijke inpassing van de woning de impact op het gebied minimaliseert.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het onderzoek naar de dassen voldoende is en dat de mitigerende maatregelen adequaat zijn. De voorzieningenrechter heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak bevestigt dat de raad van de gemeente Bernheze de juiste procedure heeft gevolgd en dat het bestemmingsplan kan worden uitgevoerd zonder dat het wettelijke soortenbeschermingsregime in gevaar komt.

Uitspraak

202405083/2/R2 en 202405083/1/R2.
Datum uitspraak: 4 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en (met toepassing van artikel 8:86 van die wet) op de beroepen, in het geding tussen:
1.       het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college van GS),
2.       [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], e/v [verzoeker sub 2A] (hierna ook samen en in enkelvoud: [verzoeker sub 2]), wonend in Nistelrode, gemeente Bernheze,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Hofsteeg (tegenover [locatie]), Nistelrode" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben het college van GS en [verzoeker sub 2] beroepen ingesteld.
Het college van GS en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld van 24 oktober 2024, waar het college van GS, vertegenwoordigd door C.C. Oomens en J.D.F. Verboom, [verzoeker sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door S. Blokland en M. Algan-Tuna zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij], initiatiefnemer, bijgestaan door mr. A.A.M. van Hoorn, advocaat te Eindhoven, en vergezeld van [persoon], als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
Uitspraak doen in hoofdzaak
1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met de toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overgangsrecht inwerkingtreding omgevingswet
2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van een beroep tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp ambtshalve vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit omtrent de vaststelling van dat bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 8 juni 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3.       Het bestemmingsplan maakt op een perceel, gelegen tegenover [locatie] te Nistelrode, een ruimte-voor-ruimtewoning mogelijk. De locatie is gelegen aan de Hofsteeg in de buurtschap Donzel. Het plan voorziet ook in de landschappelijke inpassing van de ruimte-voor-ruimtewoning.
4.       Het college van GS en [verzoeker sub 2] zijn het niet eens met het bestemmingsplan voor de ruimte-voor-ruimtewoning, omdat dit plan volgens hen in strijd is met de regels in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: de IOV). Zij betogen verder dat de gekozen locatie in strijd is met het gemeentelijke beleid. [verzoeker sub 2] betoogt tot slot dat het gedane onderzoek naar dassen onvolledig is, verouderd is en niet bruikbaar is.
IOV
5.       Het college van GS en [verzoeker sub 2] betogen dat op de regel in de IOV dat in het landelijk gebied alleen bestaande woningen zijn toegestaan, weliswaar een uitzondering bestaat in de vorm van de ruimte-voor-ruimteregeling, maar dat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarden daarvoor. Volgens hen bestaat strijd met artikel 3.79 eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 3.78, derde lid, van de IOV, omdat de ruimte-voor-ruimtewoning niet ligt op een planologisch aanvaardbare locatie in een bebouwingsconcentratie en de ontwikkeling ook geen logische afronding geeft van stedelijk gebied of een bebouwingsconcentratie.
5.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de betreffende locatie is gelegen binnen of op zijn minst aansluit bij de bebouwingsconcentratie Donzel en dat daarom de locatie aanvaardbaar is als bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onder b, van de IOV. De raad wijst op het gemeentelijke beleid, neergelegd in de "Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties Bernheze" (hierna: de Gebiedsvisie). Daarin is de buurtschap Donzel aangewezen als een bebouwingsconcentratie en is het gebied rondom Nistelrode, waaronder de buurtschap Donzel, aangewezen als kernrandzone.
5.2.    Volgens de relevante begripsbepaling in de IOV is een bebouwingsconcentratie "een kernrandzone, een bebouwingslint of een bebouwingscluster". Een kernrandzone is een "overgangszone van bestaand stedelijk gebied naar het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een toenemende mate van menging van functies".
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad de beoogde locatie voor de ruimte-voor-ruimtewoning heeft kunnen aanmerken als een kernrandzone. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat op een korte afstand van deze locatie de kern Nistelrode ligt. Deze kern behoort volgens de IOV tot het stedelijk gebied, terwijl direct achter de buurtschap Donzel het buitengebied ligt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad het gebied ten westen van de kern van Nistelrode, inclusief de beoogde locatie voor de ruimte-voor-ruimtewoning en de buurtschap Donzel, als een overgangszone van bestaand stedelijk gebied naar het buitengebied kunnen aanmerken. Daarbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat tussen de kern van Nistelrode en de Hofsteeg, aan de weg "Donzel", lintbebouwing ligt, in de vorm van meerdere woonkavels en dat aan de [locatie] ook een woonkavel ligt. In het gebied ten oosten van de Hofsteeg en parallel aan de kern Nistelrode bevinden zich bovendien meerdere niet-agrarische bedrijven. In het gebied ten westen van de Hofsteeg bevinden zich meerdere agrarische bedrijven, waaronder een groot tuinbedrijf. De ruimte-voor-ruimtewoning wordt gebouwd direct achter de bebouwing aan de weg "Donzel" en schuin tegenover de woonkavel aan de Hofsteeg, in de buurtschap Donzel, op korte afstand van de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing. De raad heeft zich onder de gegeven omstandigheden mogen concluderen dat in het gebied, waarin de ruimte-voor-ruimtewoning is voorzien, sprake is van relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een toenemende menging van functies.
Gelet hierop wordt voldaan aan artikel 3.78, derde lid, onder a, van de IOV en is daarom sprake van een aanvaardbare locatie als bedoeld in artikel 3.78, derde lid, van de IOV.
Het betoog slaagt niet.
Gemeentelijk beleid
6.       Het college van GS en [verzoeker sub 2] betogen dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid, zoals dat is neergelegd in de Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties Bernheze. Zij voeren aan dat volgens de Gebiedsvisie nieuwe bebouwing aan het zandpad moet worden voorkomen en dat historische essen, dat zijn hooggelegen akkers op zandgronden die cultuurhistorische waarden hebben, goed beschermd moeten worden. Toevoegen van bebouwing op deze historische essen wordt volgens de Gebiedsvisie onwenselijk geacht. Aangezien de ruimte-voor-ruimtewoning is gelegen aan een zandweg en is gelegen op een historische es, is het toevoegen van een woning op de betreffende locatie volgens het college van GS en [verzoeker sub 2] niet gewenst. Ook doet de bouw van de woning afbreuk aan de omgevingskwaliteit.
6.1.    De Gebiedsvisie vormt, volgens bladzijde 7, een toetsingskader voor initiatieven en ontwikkelingen. Op de visiekaart voor Donzel is ten noorden van de weg Donzel een historische es aangegeven. Op blz. 41 van de Gebiedsvisie is vermeld dat een historische es waardevol is, omdat deze het historische agrarische gebruik van het gebied zichtbaar maakt en daarom bescherming verdient. Bij "ontwerpprincipes" is vermeld dat het toevoegen van bebouwing op de historische essen in principe onwenselijk is. Over zandpaden, zoals de Hofsteeg, is op bladzijde 44 van de Gebiedsvisie vermeld dat zandpaden "cultuurhistorische pareltjes (zijn) in het moderne landschap". Bij de ontwerpprincipes is vermeld dat nieuwe bebouwing aan het zandpad voorkomen moet worden.
6.2.    De raad heeft toegelicht dat hij in dit geval aanleiding heeft gezien om bebouwing aan een zandweg en aan de rand van een historische es toe te staan. Volgens de raad laat de Gebiedsvisie namelijk bebouwing toe, mits de bebouwing in harmonie is met het karakter van het omliggende landschap en de bestaande bebouwingsstructuur. Volgens de raad past de voorziene ruimte-voor-ruimtewoning in de omgeving, omdat in de directe omgeving van het plangebied al een woning aanwezig is, die aan een zandweg ligt. De toevoeging van de ruimte-voor-ruimtewoning aan de Hofsteeg sluit volgens de raad aan bij de bestaande bebouwing en leidt niet tot een ingrijpende verandering van het karakter van het gebied. De woning is zo gepositioneerd dat het open karakter van de historische es behouden blijft. Door middel van landschapsversterkende maatregelen, zoals groeninpassing, wordt de visuele impact op de es volgens de raad tot het minimum beperkt.
6.3.    De voorzieningenrechter overweegt dat de Gebiedsvisie, gelet op de woorden "in principe" en "ontwerpprincipes", bebouwing op de historische es en aan een zandweg niet uitsluit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht de raad zich op het standpunt stellen dat, alhoewel volgens de ontwerpprincipes het toevoegen van bebouwing op de historische es en het toevoegen van bebouwing aan een zandpad onwenselijk is en voorkomen moet worden, het toevoegen van de ruimte-voor-ruimtewoning in dit geval aanvaardbaar is. De raad heeft hiervoor in aanmerking mogen nemen dat het één ruimte-voor-ruimtewoning betreft, die wordt gebouwd in de uiterste zuidrand van de historische es.
De ruimte-voor-ruimtewoning wordt bovendien gebouwd in aansluiting op al aanwezige bebouwing aan de weg Donzel en schuin tegenover de al aanwezige woning [locatie], waarbij de zichtlijnen vanuit de buurtschap op de historische es behouden blijven. De raad heeft verder in aanmerking mogen nemen dat de impact van de bebouwing op het (cultuurhistorische karakter van het) zandpad beperkt blijft, vanwege de positionering van de bebouwing direct achter de lintbebouwing en schuin tegenover [locatie] en vanwege de landschappelijke inpassing van de bebouwing.
Het betoog slaagt niet.
Locatiekeuze; overig
7.       Het college van GS en [verzoeker sub 2] betogen dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de ruimte-voor-ruimtewoning is voorzien op een aanvaardbare locatie.
Het college van GS voert aan dat de raad onvoldoende inhoudelijk heeft gereageerd op wat het college van GS in de zienswijze over de locatiekeuze naar voren heeft gebracht. Verder voert het college van GS aan dat ook in de plantoelichting een onvoldoende onderbouwing is opgenomen van het standpunt van de raad, dat de locatie een aanvaardbare locatie betreft.
[verzoeker sub 2] en het college van GS voeren aan dat de raad ten onrechte onverkort vasthoudt aan de positieve reactie op het principeverzoek van de initiatiefnemer uit 2017. Daardoor heeft de raad onvoldoende objectief de ingekomen zienswijzen beoordeeld.
7.1.    In paragraaf 3.2.2. van de plantoelichting heeft de raad uiteengezet waarom de betreffende locatie een aanvaardbare locatie is als bedoeld in de IOV, namelijk omdat de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie. Volgens de raad wordt bovendien met de ontwikkeling van de bebouwing en de landschappelijke inpassing daarvan op de betreffende locatie een logische afronding van de buurtschap "Donzel" naar het aangrenzend cultuurhistorisch waardevol landschap verkregen. Door de ontwikkeling van de tuin op het perceel wordt een verbinding gevormd tussen het bosperceel aan de noordzijde en de tuinen langs de Donzel en ontstaat een ruimtelijke eenheid langs de Hofsteeg.
7.2.    Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad in 3.2.2. van de plantoelichting voldoende onderbouwd waarom de gekozen locatie een aanvaardbare locatie is. Uit de plantoelichting blijkt namelijk dat de raad de betreffende locatie aanvaardbaar acht, omdat de locatie onderdeel uitmaakt van de bebouwingsconcentratie Donzel. De raad acht de toevoeging van een ruimte-voor-ruimtewoning aanvaardbaar, omdat deze, mede door de landschappelijke inpassing, een logische afronding vormt van de buurtschap Donzel en omdat de landschappelijke impact gering is. Dat de plantoelichting innerlijk tegenstrijdig zou zijn of feitelijke onjuistheden bevat, zoals door het college van GS naar voren is gebracht, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Ook is niet geleken dat de raad de ingekomen zienswijzen niet objectief zou hebben beoordeeld. Weliswaar blijkt uit de nota van zienswijzen dat de raad gewicht toekent aan een eerder akkoord op het principeverzoek, maar uit de nota van zienswijzen blijkt ook dat de raad een zelfstandige ruimtelijke afweging heeft gemaakt en de zienswijzen objectief heeft beoordeeld. In de nota van zienswijzen heeft de raad zich namelijk op het standpunt gesteld dat het toevoegen van één woning het karakter van de bebouwingsconcentratie niet verandert en dat de ruimtelijke effecten gering zijn, omdat in de directe omgeving van het plangebied al veel woonfuncties aanwezig zijn. De raad heeft aangegeven dat hij daarom de zienswijzen niet volgt.
Het betoog slaagt niet.
Soortenbescherming - das
8.       [verzoeker sub 2] betoogt dat het dassenonderzoek, dat ten grondslag is gelegd aan het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, verouderd is en daardoor onbruikbaar. [verzoeker sub 2] voert aan dat aan de hand van het verrichte onderzoek niet kan worden vastgesteld of de aanwezige burcht in het voorjaar door dassen wordt bewoond of niet. Het actualisatieonderzoek is verricht in oktober 2023, in het najaar, terwijl zij in het voorjaar jonge dassen heeft waargenomen. Via een eigen wildcamera heeft [verzoeker sub 2] in april 2024 de aanwezigheid van een das in de directe omgeving van het bouwvlak vastgelegd, terwijl volgens het verrichte onderzoek de burcht onbewoonbaar zou moeten zijn geweest. In het mitigatieplan wordt gesteld dat de bouwwerkzaamheden tussen januari en augustus moeten plaatsvinden, omdat de burcht dan niet bewoond zou zijn, terwijl de voortplantingsperiode van dassen in februari is en de burcht wel wordt gebruikt voor voortplanting. [verzoeker sub 2] heeft de voorzieningenrechter gevraagd om de STAB te benoemen als deskundige.
8.1.    In de quickscan van 28 november 2018 is vermeld dat ten noorden van de onderzoekslocatie meerdere dassentunnels zijn waargenomen. In de quickscan is geconcludeerd dat het niet is uit te sluiten dat er nog een das actief is in de omgeving en dat voor de uitvoering van de bouw middels aanvullend onderzoek meer duidelijkheid dient te worden verkregen omtrent de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen van de das rondom de onderzoekslocatie. In het rapport aanvullend onderzoek van 7 juni 2019 is, op basis van een veldbezoek op 7 december 2018 en een veldbezoek op 1 mei 2019, en het inspecteren van beelden van wildcamera’s die waren aangebracht in de periode 7 tot en met 21 december 2018 en
1 tot en met 15 mei 2019, geconcludeerd dat ten noorden van het plangebied, in het bosperceel, een vaste rust- en verblijfplaats aanwezig is, in de vorm van een bijburcht. De bijburcht heeft geen voortplantingsfunctie voor de das. In het rapport wordt verder geconcludeerd dat door de voorgenomen ontwikkeling geen vaste rust- en verblijfplaats wordt vernietigd of verplaatst. Wel kunnen de werkzaamheden en de toekomstige realisatie van de ruimte-voor-ruimtewoning een verstorend effect op de aanwezige das hebben. Om verstoring die leidt tot een afname van de functionaliteit van de bijburcht van de das tijdens de werkzaamheden en de toekomstige realisatie te voorkomen, moeten er mitigerende maatregelen worden genomen. Deze mitigerende maatregelen zijn opgenomen in een mitigatieplan.
In het rapport "Actualisatie Ecologische Quickscan aan de Hofsteeg (ong.) te Nistelrode" van 11 oktober 2023 (hierna: het actualisatierapport) is, op basis van onder meer een veldonderzoek op 4 oktober 2023, geconcludeerd dat de bevindingen van het rapport van 7 juni 2019 nog steeds actueel zijn. In het actualisatierapport is vermeld dat: "Het plangebied, alsmede de belendende houtopstand, zijn gecontroleerd op de aanwezigheid van burchten en andere sporen die op de aanwezigheid van das duiden. Op de noordgrens van het plangebied, en in de houtopstand ten noorden van het plangebied, zijn diverse dassentunnels waargenomen, waaronder enkele die recente gebruikssporen laten zien. Tevens zijn graafsporen, snuitpuntjes, voetafdrukken, voedselresten en loopsporen aangetroffen die duiden op het voorkomen van dassen aan de noordzijde van het plangebied. […] de verblijfplaats [bevindt] zich ten noorden van het plangebied." In een memo van 22 maart 2024 is, gelet op voormeld actualisatierapport, geconcludeerd dat aanvullende mitigerende maatregelen nodig zijn.
8.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat de raad het bestemmingsplan niet mag vaststellen als en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het wettelijke soortenbeschermingsregime aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
8.3.    De voorzieningenrechter overweegt dat de dassenburcht, die is waargenomen, zich bevindt buiten het plangebied, in het bosperceel ten noorden van het plangebied. Voor zover er al (uitgangen van) tunnels zijn binnen het plangebied, zijn deze allemaal op de grens met het bosperceel gelegen, buiten het bouwvlak waarbinnen de ruimte-voor-ruimtewoning mag worden gebouwd. Daar zijn partijen het ook over eens. Uit het mitigatieplan blijkt bovendien dat heiwerkzaamheden alleen mogen plaatsvinden in januari en in augustus. Verder moet een dassenrooster worden aangebracht langs de noordelijke perceelsgrens. Uit het memo van 22 maart 2024 volgt, in aanvulling hierop, dat werkzaamheden binnen een straal van 20 m van de burcht alleen uitgevoerd mogen worden in de periode juli tot en met november en dat ingangen van dassenburchten en wissels niet beschadigd mogen raken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich gelet hierop redelijkerwijs op het standpunt mogen stellen dat het wettelijke soortenbeschermingsregime op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
8.4.    De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het gedane onderzoek onjuist of onvolledig is. Daarbij acht de voorzieningenrechter het van belang dat in 2018 en 2019, ook in het voorjaar, aanvullend onderzoek is gedaan en dat op 11 oktober 2023 het eerdere onderzoek uit 2019 is geactualiseerd. Toen is tot de conclusie  gekomen dat de bevindingen uit het eerdere onderzoek uit 2019 nog steeds actueel zijn. Weliswaar heeft maar één veldbezoek in oktober 2023 plaatsgevonden en is geen veldbezoek in het voorjaar verricht, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit voldoende en mocht de raad het gedane onderzoek ten grondslag kunnen leggen aan het plan.
Verder is niet gebleken dat de mitigerende maatregelen onvoldoende zouden zijn. Weliswaar is in het mitigatieplan opgenomen dat overige werkzaamheden mogen worden uitgevoerd tussen januari en augustus, maar in het mitigatieplan staat ook vermeld dat heiwerkzaamheden alleen in januari en in augustus mogen plaatsvinden. Bovendien is in het memo van 22 maart 2024 opgenomen dat werkzaamheden binnen een straal van 20 m van de burcht alleen mogen worden uitgevoerd in de periode van juli tot en met november.
De eigen waarneming van [verzoeker sub 2] van jonge dassen in de directe omgeving van het bouwvlak, maakt verder niet dat de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het wettelijke soortenbeschermingsregime op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Daarbij is van belang dat [verzoeker sub 2] heeft volstaan met de enkele stelling dat zij waarnemingen heeft gedaan van jonge dassen en dat haar wildcamera een das heeft waargenomen, maar deze waarnemingen niet heeft gestaafd met gegevens. Ook is van belang dat de aanwezigheid van dassen in de buurt van het bouwvlak, in dit het geval niet tot het oordeel kan leiden dat het wettelijk soortenbeschermingsregime op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. De voorzieningenrechter verwijst naar wat hiervoor onder 8.3 is overwogen.
8.5.    De voorzieningenrechter concludeert dat de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wettelijk soortenbeschermingsregime op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om de STAB als deskundige te benoemen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       De beroepen zijn ongegrond.
10.     Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
11.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen ongegrond;
II.       wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Gundelach
voorzieningenrechter
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024
680