ECLI:NL:RVS:2024:4917

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
202406470/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 29 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Bij besluit van 19 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze aanvraag ingewilligd. Echter, bij aanvullend besluit van 19 juni 2024 werd het verzoek van de vreemdeling om heroverweging van het eerdere besluit afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 1 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht aan de minister om de gevraagde verblijfsvergunning toe te kennen met een ingangsdatum van 1 september 2015.

Tegen deze uitspraak heeft de minister van Asiel en Migratie hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep nader onderzoek vereist en dat de procedure zich daar niet goed voor leent. Gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdeling heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Uitspraak

202406470/2/V2.
Datum uitspraak: 29 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 1 oktober 2024 in zaak nr. NL24.2480 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 19 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij aanvullend besluit van 19 juni 2024 heeft de staatssecretaris het verzoek van de vreemdeling om heroverweging van het besluit van 19 januari 2024 afgewezen.
Bij uitspraak van 1 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 januari 2024, zoals aangevuld bij besluit van 19 juni 2024, vernietigd voor zover daarbij de ingangsdatum is bepaald op 6 september 2022, de minister opgedragen om de door de vreemdeling gevraagde verblijfsvergunning toe te kennen met als ingangsdatum 1 september 2015 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom en gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024
915