ECLI:NL:RVS:2024:4896
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit CBR inzake rijvaardigheidsonderzoek
Op 25 november 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR had op 19 juni 2023 bepaald dat [appellant] zijn medewerking moest verlenen aan een rijvaardigheidsonderzoek. Het bezwaar dat [appellant] hiertegen indiende, werd door het CBR op 31 juli 2023 ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Rotterdam, die op 14 maart 2024 het beroep van [appellant] tegen het besluit van het CBR eveneens ongegrond verklaarde. Het hoger beroep richtte zich tegen deze uitspraak van de rechtbank.
Tijdens de openbare zitting op 25 november 2024, waar Staatsraad mr. E.J. Daalder en griffier mr. M.M. Engele aanwezig waren, werd het hoger beroep behandeld. Het CBR was vertegenwoordigd door mr. drs. M.M. Kleijbeuker. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoerde, waren grotendeels een herhaling van de argumenten die hij eerder in beroep had aangevoerd. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd behandeld en [appellant] had geen nieuwe redenen aangedragen die de eerdere beoordeling in twijfel trokken.
Wel wees [appellant] op een fout in de aangevallen uitspraak, waarin ten onrechte werd gesproken van 'medisch onderzoek'. De Raad van State oordeelde echter dat deze fout niet leidde tot een onjuiste uitspraak in zijn geheel. Bovendien werd bepaald dat het CBR geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor [appellant] om mee te werken aan het rijvaardigheidsonderzoek zoals door het CBR opgelegd.