202305298/1/R3.
Datum uitspraak: 27 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
De erven van [appellant], wonend in Brielle, gemeente Voorne aan Zee,
appellant,
en
de raad van de gemeente Voorne aan Zee,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Oude Goote" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld. Dit beroep wordt voortgezet door de erven van [appellant] (hierna in enkelvoud: [appellant]).
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 2 juli 2024 heeft de raad het besluit van 22 juni 2023 gewijzigd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op dit besluit te reageren.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 7 november 2024, waar [appellant A], bijgestaan door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.J. Dekker, advocaat te Rotterdam, mr. N van Helvoort, J.M. van Loon, G.N.B. Chatziioannou-Vlis en J. Littooij, zijn verschenen. Ook zijn BPD Ontwikkeling B.V. en anderen, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, en [gemachtigde], op de zitting als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 25 november 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt de bouw van een woonwijk met maximaal 800 woningen mogelijk. Het plangebied bevindt zich tussen de vaart Het Spui aan de westzijde, de Voorweg aan de zuidzijde, de Veckdijk aan de oostzijde en de Hossenbosdijk aan de noordzijde. BPD ontwikkeling B.V. en anderen zijn de initiatiefnemers van het plan. Zij willen onder meer vrijstaande woningen, twee-onder-één-kap woningen, rijwoningen en gestapelde woningen bouwen. Ook zal er een ecologische hoofdstructuur, onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland, langs de zuid- en oostzijde door het plangebied lopen.
[appellant] woont in de omgeving van het plangebied. De achtertuin van de woning grenst aan de Hossenbosdijk. [appellant] vreest voor aantasting van het woon- en leefklimaat, door een toename van verkeer op de Hossenbosdijk.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het wijzigingsbesluit
4. De raad heeft geconstateerd dat het besluit van 22 juni 2023 een gebrek bevatte, voor zover het ging om de planregels over parkeren en laden en lossen. Er werd namelijk niet verwezen naar het geldende parkeerbeleid. Daarom heeft de raad het besluit van 22 juni 2023 bij besluit van 2 juli 2024 gewijzigd, door de artikelen 17.1 (parkeren) en 17.2 (laden en lossen) aan te passen. Bij besluit van 2 juli 2024 zijn deze planregels gewijzigd, het plan is niet volledig opnieuw vastgesteld.
4.1. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben".
4.2. De raad heeft het wijzigingsbesluit van 2 juli 2024 uit eigen beweging genomen. Hierbij zijn twee planregels aangepast, waar de beroepsgronden van [appellant] zich niet tegen richten. Het besluit van 2 juli 2024 heeft dus geen betrekking op onderdelen van het besluit van 22 juni 2023 waartegen het beroep van [appellant] is gericht. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om het besluit van 2 juli 2024 aan te merken als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Het beroep van [appellant] wordt om die reden niet geacht mede gericht te zijn tegen het besluit van 2 juli 2024. De Afdeling zal het beroep van [appellant] tegen het besluit van 22 juni 2023 hierna behandelen.
Verkeer
Verkeersintensiteit
5. [appellant] betoogt dat het plan tot verkeersoverlast op de Hossenbosdijk zal leiden. [appellant] ziet graag dat er een gedegen verkeersonderzoek wordt gedaan naar de invloed van de nieuwe woonwijk boven op de bestaande verkeersoverlast, in plaats van dat er wordt uitgegaan van landelijke cijfers en aannames.
In de mobiliteitstoets is volgens [appellant] onvoldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van de vervangende dubbele brug ten aanzien van wegvak 1 en 2 op de Hossenbosdijk tussen De Nolle en Watering. [appellant] ondervindt in de huidige situatie verkeersoverlast op de Hossenbosdijk, met name in de ochtendspits. [appellant] betoogt ook dat het in strijd met de rechtszekerheid is dat in het plan of in beleid niet is gewaarborgd dat het vrachtwagenverbod gehanteerd blijft.
5.1. De raad stelt dat uit de mobiliteitstoets blijkt dat de capaciteit van de Hossenbosdijk niet wordt overschreden. Dat het in de ochtendspits druk kan zijn acht de raad aanvaardbaar, omdat dit een korte periode gedurende de dag is. Verder valt het wijzigen van de verkeerssituatie volgens de raad buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan, omdat de brug over het Spui buiten het plangebied ligt. Het al dan niet verbreden van de bestaande smalle 'Stikheul' brug is onderdeel van een nog vast te stellen Mobiliteitsvisie, de daarin op te nemen maatregelen en - voor zover nodig - de te nemen verkeersbesluiten. Opheffing van het vrachtwagenverbod is volgens de raad niet gekoppeld aan een eventuele verbreding van de brug.
5.2. De raad heeft het rapport "Mobiliteitstoets ontwikkeling Oude Goote - Brielle" van 9 maart 2023 van Rho adviseurs (hierna: de mobiliteitstoets) aan het plan ten grondslag gelegd. In de mobiliteitstoets is onder meer geconcludeerd dat de verkeersintensiteit op de Hossenbosdijk tussen het plangebied en De Nolle in de autonome situatie 4.692 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag bedraagt. De totale intensiteit op het wegvak bedraagt na planontwikkeling 9.292 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. In de mobiliteitstoets staat dat dit onder de maximale capaciteit van een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom van 15.000 mvt/etmaal blijft. Ook staat in de mobiliteitstoets dat de planontwikkeling voor zowel de verkeersafwikkeling als de verkeersveiligheid niet tot knelpunten leidt. Gedurende de ochtendspits blijven de waardes op de rotonde Hossenbosdijk - De Nolle volgens de mobiliteitsstudie onder de grenswaarde van een goede verkeersafwikkeling. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich gelet hierop op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet tot onaanvaardbare verkeersoverlast op de Hossenbosdijk zal leiden. Dat [appellant] dit met name in de ochtendspits anders ervaart, maakt dit niet anders.
De eventuele verdubbeling van de brug over het Spui is onderdeel van een mobiliteitsvisie die nog vastgesteld moet worden, en hier niet voorligt. Verder heeft de raad toegelicht dat opheffing van het vrachtwagenverbod niet is gekoppeld aan eventuele verbreding van de brug. Ook dit hangt samen met de mobiliteitsvisie, niet met het voorliggende plan. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het vrachtwagenverbod in de planregels vastgelegd had moeten worden.
Het betoog slaagt niet.
Verkeersgeluid
6. [appellant] betoogt dat het in strijd met de rechtszekerheid is dat in het plan niet is gewaarborgd dat geluidsarm asfalt aangebracht moet worden. [appellant] vreest voor geluidsoverlast.
6.1. De raad heeft er op de zitting op gewezen dat zowel in de nota van zienswijzen als in het verslag van de raadsvergadering van 22 juni 2023 is toegezegd dat het zo genoemd "Gelders mengsel" (geluidarm asfalt) aangebracht zal worden op de Hossenbosdijk. Volgens de raad is dit op deze manier geborgd, en hoeft daarom geen voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen te worden. De raad is bij machte om het geluidsarme asfalt aan te laten brengen en heeft dit toegezegd. In het verslag van de raadsvergadering staat "Aan de wens voor geluidsarm asfalt zal in ieder geval tegemoet worden gekomen". Over het aanbrengen van geluidsarm asfalt staat in de nota van zienswijzen "De gemeente neemt de regie en zal dit uitvoeren". Naar het oordeel van de Afdeling hoefde de raad in dit geval niet in de planregels te borgen dat geluidsarm asfalt aangebracht zal worden op de Hossenbosdijk.
Verder heeft de raad het rapport "Nieuwbouwwijk Oude Goote te Brielle Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai" van Alcedo van 10 oktober 2022 (hierna: het akoestisch onderzoek) aan het plan ten grondslag gelegd. In het akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat de verwachte gecumuleerde geluidsbelasting als gevolg van toenemend verkeer over de Hossenbosdijk en de Nolle voor woningen gelegen ten noordwesten van het bestemmingsplan - waaronder de woning van [appellant] - beperkt is tot 1 dB. Dit is voor het menselijk gehoor niet waarneembaar. Elders in het gebied is sprake van een toename van ten hoogste 1,2 dB. Dit voldoet volgens de raad nog steeds aan de eisen uit de Wet geluidhinder, waarin een maximale toename van 1,5 dB toelaatbaar wordt geacht. Gelet hierop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling terecht geconcludeerd dat de toename van geluid als gevolg van toenemend verkeer in verband met het plan toelaatbaar is in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt niet.
Participatie
7. [appellant] betoogt dat het participatietraject onjuist is verlopen. Na een gesprek met de wethouder zou een verkeersdeskundige langskomen, maar die is niet meer geweest. Hier is ook geen terugkoppeling meer over gegeven. De tijdlijn van het participatietraject over de mobiliteitsvisie is volgens [appellant] onduidelijk.
7.1. De Afdeling stelt vast dat het plan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Niet is gebleken dat de raad niet op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerpplan is ter inzage gelegd en een ieder heeft de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen. Hierbij merkt de Afdeling op dat er geen wettelijke verplichting voor de raad bestaat voor overleg met omwonenden in het kader van de vaststelling van het plan.
De raad heeft verder toegelicht dat de participatie voor dit plan los moet worden gezien van de participatie over de mobiliteitsvisie. Voor zover de beroepsgrond ziet op participatie over de mobiliteitsvisie, oordeelt de Afdeling dat die nu niet voor ligt. Het participatietraject over de mobiliteitsvisie loopt nog en hier zal nog besluitvorming over plaatsvinden.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. J.A.W Scholten-Hinloopen en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Kolk, griffier.
w.g. Ten Veen
voorzitter
w.g. Van der Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024
944