ECLI:NL:RVS:2024:4800
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd
Op 22 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 31 mei 2022 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar, maar dit werd op 21 februari 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 21 juni 2024 het beroep gegrond verklaarde en de afwijzing vernietigde, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand hield.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024, door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.