ECLI:NL:RVS:2024:4800

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
202404058/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

Op 22 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 31 mei 2022 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar, maar dit werd op 21 februari 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 21 juni 2024 het beroep gegrond verklaarde en de afwijzing vernietigde, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand hield.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024, door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.

Uitspraak

202404058/1/V2.
Datum uitspraak: 22 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 juni 2024 in zaak nr. NL23.5731 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 21 februari 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juni 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat in Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 7.2 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1     Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024
363-1113