ECLI:NL:RVS:2024:4792
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning vreemdeling
Op 21 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de intrekking van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend aan een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Deze intrekking vond plaats bij besluit van 1 augustus 2023. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze intrekking, maar dit bezwaar werd op 10 april 2024 door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 15 oktober 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Boelens, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de motivering van de rechtbank is overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 november 2024.