ECLI:NL:RVS:2024:4751
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake zorgtoeslag en terugvordering teveel uitbetaalde voorschotten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 december 2023, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Dienst Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit van 5 augustus 2022, waartegen bezwaar werd gemaakt, hield in dat de zorgtoeslag van [appellant] over 2021 definitief werd vastgesteld op € 54,00 en dat er € 1.237,00 aan teveel uitbetaalde voorschotten werd teruggevorderd. De Sociale Verzekeringsbank had eerder in februari 2021 een nabetaling van pensioen aan [appellant] gedaan van € 15.640,95 netto over de periode van 1 december 2019 tot en met 31 januari 2021. Op basis van een melding vanuit de Basisregistratie Inkomen op 25 mei 2022, werd het toetsingsinkomen van [appellant] over 2021 vastgesteld op € 30.913,00, wat leidde tot de herziening van de zorgtoeslag.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2024 heeft [appellant], bijgestaan door [gemachtigde A], zijn gronden van hoger beroep toegelicht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geconstateerd dat de gronden in wezen een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd behandeld en [appellant] heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beoordeling zouden ondermijnen. De Afdeling heeft de uitleg van de rechtbank over de mogelijkheid voor [appellant] om een persoonlijke betalingsregeling aan te vragen bevestigd, en de Dienst Toeslagen heeft dit advies op de zitting herhaald.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 november 2024.