ECLI:NL:RVS:2024:4745

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
202207209/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • H.G. Sevenster
  • B. Meijer
  • J.Th. Drop
  • J. Schipper-Spanninga
  • R.J.A. Meerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraad mr. H.G. Sevenster in bestuursrechtelijke procedure

Op 4 november 2024 heeft verzoeker tijdens de zitting om wraking van staatsraad mr. H.G. Sevenster verzocht, die betrokken was bij de behandeling van de zaak met nummer 202207209/1/A3. Verzoeker stelde dat de staatsraad niet onafhankelijk en onpartijdig handelde, omdat hij in zijn brief van 29 januari 2024 een voorvraag over het toepasselijke recht had opgeworpen, die volgens hem als incident behandeld moest worden. Hij betoogde dat de staatsraad eerst moest beslissen welk recht van toepassing was, en dat het Nederlands recht niet toegepast mocht worden, omdat het Unierecht van toepassing zou zijn. Hierdoor zou er volgens verzoeker geen rechtsgrondslag voor de zitting zijn.

De staatsraad heeft het wrakingsverzoek niet geaccepteerd en heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 november 2024 heeft verzoeker zijn standpunt verder toegelicht, maar de staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om gehoord te worden. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat op verzoek van een partij een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De maatstaf is dat een staatsraad verondersteld wordt onpartijdig te zijn, en het is aan de verzoeker om aan te tonen dat er bijzondere omstandigheden zijn die deze veronderstelling weerleggen.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het betoog van verzoeker niet voldoende bewijs levert voor vooringenomenheid van de staatsraad. De staatsraad heeft aangegeven dat zij in haar uitspraak een oordeel zal geven over de voorvraag en dat het bestuursprocesrecht niet toestaat om daarover vooraf een beslissing te nemen. De Afdeling oordeelde dat het verzoek om wraking niet gegrond was en heeft het verzoek afgewezen. De beslissing werd op 18 november 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202207209/2/A3.
Datum beslissing: 18 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Tijdens de zitting op 4 november 2024 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. H.G. Sevenster (hierna: de staatsraad) als lid van de Afdeling belast met de behandeling van de zaak nr. 202207209/1/A3.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] heeft bij brieven van 6, 7 en 10 november 2024 zijn standpunt nader toegelicht en bij brief van 11 november 2024 nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter zitting behandeld op 12 november 2024, waar [verzoeker] is verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Overwegingen
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3.       [verzoeker] heeft er tijdens de mondelinge behandeling van zaak nr. 202207209/1/A3 op gewezen dat hij in zijn brief van 29 januari 2024 een voorvraag over het toepasselijke (proces)recht heeft opgeworpen, die door hem als incident is aangemerkt. Volgens [verzoeker] moet de staatsraad overeenkomstig het Unierecht eerst daarop reageren en beslissen welk recht van toepassing is. De staatsraad mag volgens hem het Nederlands recht niet toepassen, nu het Unierecht van toepassing is. Er is daarom geen rechtsgrondslag voor de zitting. Door de opgeworpen voorvraag niet als zodanig te behandelen, handelt de staatsraad niet onafhankelijk en niet onpartijdig. [verzoeker] heeft de staatsraad daarom gewraakt.
4.       De staatsraad heeft tijdens de mondelinge behandeling van zaak nr. 202207209/1/A3 toegelicht dat zij in haar uitspraak een oordeel zal geven over de door [verzoeker] opgeworpen voorvraag en dat het bestuursprocesrecht haar niet de mogelijkheid geeft om daarover vooraf een beslissing te geven. In haar schriftelijke uiteenzetting heeft de staatsraad toegelicht dat zij [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling meermaals heeft uitgelegd dat zij een oordeel zal geven in de uitspraak.
5.       Het betoog van [verzoeker] komt erop neer dat de staatsraad vooringenomen is omdat zij voorafgaand aan de uitspraak geen oordeel wil geven over de door hem opgeworpen voorvraag. Naar het oordeel van de Afdeling blijkt daaruit niet van vooringenomenheid. Zoals de staatsraad ook in haar schriftelijke uiteenzetting heeft geschreven, zal zij in haar uitspraak een oordeel geven over de door [verzoeker] opgeworpen voorvraag. Door ter zitting niet vooruit te lopen op de uitspraak, wordt juist (een schijn van) vooringenomenheid voorkomen. Gelet daarop bestaat er geen grond voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking wordt dan ook afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.
w.g. Meijer
voorzitter
w.g. Meerman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024
960