ECLI:NL:RVS:2024:4696
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling
Op 19 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste aanleg geprocedeerd tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 22 februari 2024 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat de grensdetentie van de vreemdeling, die Oekraïense nationaliteit heeft en een beroep deed op de Richtlijn tijdelijke bescherming, onrechtmatig was vanaf de eerste dag. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Raad van State waarin werd vastgesteld dat Oekraïners die een beroep doen op de richtlijn niet op grond van de Vreemdelingenwet in grensdetentie mogen worden geplaatst. De grief van de vreemdeling slaagde, waardoor de rechtbankuitspraak werd vernietigd en het beroep alsnog gegrond werd verklaard.
De Raad van State kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van € 1000,00 voor de periode van 22 februari 2024 tot en met 2 maart 2024, en veroordeelde de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. van Meurs-Heuvel.