ECLI:NL:RVS:2024:4689

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
202406760/1/V3 en 202406760/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 november 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De rechtbank had eerder, op 4 september 2024, een besluit van de minister van Asiel en Migratie om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, bevestigd. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft op 18 november 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld en de motivering van de rechtbank werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. J.C.A. de Poorter als voorzieningenrechter en mr. T.W.A. Weber als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202406760/1/V3 en 202406760/2/V3.
Datum uitspraak: 18 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 5 november 2024 in zaak nr. NL24.34619 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 5 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, advocaat in Helmond, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 9, 15 en 16 van de uitspraak van de rechtbankbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024
846-1085