ECLI:NL:RVS:2024:4655
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing visumaanvraag door minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling, die samen met zijn minderjarige kinderen, een visum voor kort verblijf had aangevraagd bij de minister van Buitenlandse Zaken. Deze aanvraag werd op 26 januari 2023 afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 17 mei 2023 door de minister ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, op 9 juli 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn visumaanvraag eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. van Bennekom, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 6 augustus 2024 eindigde. Het hogerberoepschrift is echter pas na deze datum bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen, waardoor het hoger beroep als niet-ontvankelijk werd verklaard. De minister van Buitenlandse Zaken is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.J.P.G. van Bekhoven, griffier.